Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. snel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snelste (Nederlands) in het Zweeds

snel:

snel bijvoeglijk naamwoord

  1. snel (vlug; vlot; rap)
    fort
    • fort bijvoeglijk naamwoord
  2. snel (hip; trendy; flitsend; vlot)
    chict; trendig; fashionabelt; chic; modernt; fashionabel; trendigt
  3. snel (trendy; modieus; hip; flitsend; vlot)
    modern; modernt

Vertaal Matrix voor snel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fort bastion; bolwerk; citadel; fort; kasteel; onthouden; sterkte; stroomversnelling; vasten; versterkte legerplaats
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gauw; hard; vlug
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chic flitsend; hip; snel; trendy; vlot
chict flitsend; hip; snel; trendy; vlot
fashionabel flitsend; hip; snel; trendy; vlot
fashionabelt flitsend; hip; snel; trendy; vlot
fort rap; snel; vlot; vlug alras
modern flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot contemporain; hedendaagse; in de mode; modern; mondain; nieuwerwets; werelds
modernt flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot contemporain; eigentijds; hedendaags; hedendaagse; in de mode; modern; mondain; nieuwerwets; werelds
trendig flitsend; hip; snel; trendy; vlot
trendigt flitsend; hip; snel; trendy; vlot

Verwante woorden van "snel":


Synoniemen voor "snel":


Antoniemen van "snel":


Verwante definities voor "snel":

  1. met grote vaart1
    • Jan reed snel naar huis1
  2. wat niet veel tijd kost1
    • ik eet snel mijn bord leeg1

Wiktionary: snel

snel
adjective
  1. in korte tijd

Cross Translation:
FromToVia
snel ändamålsenlig expedient — simple, easy, or quick; convenient
snel kvick; snabb fast — capable of moving with great speed
snel kvickt; fort; snabbt fast — with great speed
snel snabb; rapp; kvick quick — moving with speed
snel snabb; kvick; hastig quick — occurring in a short time
snel snabb; hastig rapid — Very swift or quick
snel kvick snappy — rapid and without delay
snel flink; fort; hastig; kvick; rask; snabb schnell — sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend
snel snabb rapide — Qui se meut avec vitesse