Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. snakken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snakt (Nederlands) in het Zweeds

snakken:

snakken werkwoord (snak, snakt, snakte, snakten, gesnakt)

  1. snakken (smachten; kwijnend verlangen; kwijnen)
    trängta efter; tråna; åtrå; åstunda
    • trängta efter werkwoord (trängtar efter, trängtade efter, trängtat efter)
    • tråna werkwoord (trånar, trånade, trånat)
    • åtrå werkwoord (åtrår, åtrådde, åtrått)
    • åstunda werkwoord (åstundar, åstundade, åstundat)

Conjugations for snakken:

o.t.t.
  1. snak
  2. snakt
  3. snakt
  4. snakken
  5. snakken
  6. snakken
o.v.t.
  1. snakte
  2. snakte
  3. snakte
  4. snakten
  5. snakten
  6. snakten
v.t.t.
  1. heb gesnakt
  2. hebt gesnakt
  3. heeft gesnakt
  4. hebben gesnakt
  5. hebben gesnakt
  6. hebben gesnakt
v.v.t.
  1. had gesnakt
  2. had gesnakt
  3. had gesnakt
  4. hadden gesnakt
  5. hadden gesnakt
  6. hadden gesnakt
o.t.t.t.
  1. zal snakken
  2. zult snakken
  3. zal snakken
  4. zullen snakken
  5. zullen snakken
  6. zullen snakken
o.v.t.t.
  1. zou snakken
  2. zou snakken
  3. zou snakken
  4. zouden snakken
  5. zouden snakken
  6. zouden snakken
en verder
  1. ben gesnakt
  2. bent gesnakt
  3. is gesnakt
  4. zijn gesnakt
  5. zijn gesnakt
  6. zijn gesnakt
diversen
  1. snak !
  2. snakt !
  3. gesnakt
  4. snakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor snakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
åtrå begeerte; hunkering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trängta efter kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken
tråna kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hopen; kwijnen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen
åstunda kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hunkeren; sterk verlangen
åtrå kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken een sterke begeerte hebben naar; geilen; hongeren naar

Wiktionary: snakken


Cross Translation:
FromToVia
snakken kippa; flämta gasp — to draw in the breath suddenly
snakken trängta lechzengehoben, mit der Präposition nach: heftig nach etwas verlangen, das dringend benötigen wird