Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. smoel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor smoel (Nederlands) in het Zweeds

smoel:

smoel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de smoel (bek; muil; waffel; smoelwerk)
    gap; käft; mun; näbb
    • gap [-ett] zelfstandig naamwoord
    • käft [-en] zelfstandig naamwoord
    • mun zelfstandig naamwoord
    • näbb [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de smoel (tronie; porum; snuit; )
    nylle; fejs
    • nylle [-ett] zelfstandig naamwoord
    • fejs [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor smoel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fejs bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie
gap bek; muil; smoel; smoelwerk; waffel gaping; hiaat; lacune; leegte; leemte
käft bek; muil; smoel; smoelwerk; waffel mond
mun bek; muil; smoel; smoelwerk; waffel kleine slok; mond; slokje
nylle bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie
näbb bek; muil; smoel; smoelwerk; waffel snebben

Verwante woorden van "smoel":

  • smoelen, smoeltje, smoeltjes

Wiktionary: smoel


Cross Translation:
FromToVia
smoel käft; trut Fressesalopp: Mund
smoel plyte Fressesalopp: Gesicht
smoel mule Maulumgangssprachlich, abwertend: der menschliche Mund