Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. slungel:
  2. slungelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slungel (Nederlands) in het Zweeds

slungel:

slungel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de slungel (schlemiel; watje; slemiel; sukkel)
    träskalle; drummel; dumhuvud; dulle

Vertaal Matrix voor slungel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drummel schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje donderstraal; hufter; kinkel; klootzak; lomperik; lummel; pummel; vlegel
dulle schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje
dumhuvud schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje dom gansje; dom wicht; domkop; domme gans; domme koe; leeghoofdje; sufferdje
träskalle schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje

Verwante woorden van "slungel":


slungelen:

slungelen werkwoord (slungel, slungelt, slungelde, slungelden, geslungeld)

  1. slungelen
    driva omkring; gå och drälla

Conjugations for slungelen:

o.t.t.
  1. slungel
  2. slungelt
  3. slungelt
  4. slungelen
  5. slungelen
  6. slungelen
o.v.t.
  1. slungelde
  2. slungelde
  3. slungelde
  4. slungelden
  5. slungelden
  6. slungelden
v.t.t.
  1. heb geslungeld
  2. hebt geslungeld
  3. heeft geslungeld
  4. hebben geslungeld
  5. hebben geslungeld
  6. hebben geslungeld
v.v.t.
  1. had geslungeld
  2. had geslungeld
  3. had geslungeld
  4. hadden geslungeld
  5. hadden geslungeld
  6. hadden geslungeld
o.t.t.t.
  1. zal slungelen
  2. zult slungelen
  3. zal slungelen
  4. zullen slungelen
  5. zullen slungelen
  6. zullen slungelen
o.v.t.t.
  1. zou slungelen
  2. zou slungelen
  3. zou slungelen
  4. zouden slungelen
  5. zouden slungelen
  6. zouden slungelen
en verder
  1. ben geslungeld
  2. bent geslungeld
  3. is geslungeld
  4. zijn geslungeld
  5. zijn geslungeld
  6. zijn geslungeld
diversen
  1. slungel!
  2. slungelt!
  3. geslungeld
  4. slungelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor slungelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
driva omkring slungelen ronddarren; zwalken
gå och drälla slungelen

Verwante woorden van "slungelen":