Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slinken (Nederlands) in het Zweeds

slinken:

slinken werkwoord (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)

  1. slinken (inkrimpen; krimpen)
    krympa; skrumpna; bli mindre
    • krympa werkwoord (krymper, krympte, krympt)
    • skrumpna werkwoord (skrumpnar, skrumpnade, skrumpnat)
    • bli mindre werkwoord (blir mindre, blev mindre, blivit mindre)
  2. slinken (inkrimpen; kleiner worden)
    krympa; bli mindre
    • krympa werkwoord (krymper, krympte, krympt)
    • bli mindre werkwoord (blir mindre, blev mindre, blivit mindre)
  3. slinken (verminderen; afnemen; krimpen; )
    minska; sjunka; sänka; gå utför
    • minska werkwoord (minskar, minskade, minskat)
    • sjunka werkwoord (sjunker, sjönk, sjunkit)
    • sänka werkwoord (sänker, sänkte, sänkt)
    • gå utför werkwoord (går utför, gick utför, gått utför)
  4. slinken (verminderen; reduceren; afnemen; )
    korta in; göra mindre
    • korta in werkwoord (kortar in, kortade in, kortat in)
    • göra mindre werkwoord (gör mindre, gjorde mindre, gjort mindre)
  5. slinken (verschrompelen; samentrekken; indrogen; schrompelen)
    vittra; skrumpna ihop
    • vittra werkwoord (vittrar, vittrade, vittrat)
    • skrumpna ihop werkwoord (skrumpnar ihop, skrumpnade ihop, skrumpnat ihop)

Conjugations for slinken:

o.t.t.
  1. slink
  2. slinkt
  3. slinkt
  4. slinken
  5. slinken
  6. slinken
o.v.t.
  1. slonk
  2. slonk
  3. slonk
  4. slonken
  5. slonken
  6. slonken
v.t.t.
  1. ben geslonken
  2. bent geslonken
  3. is geslonken
  4. zijn geslonken
  5. zijn geslonken
  6. zijn geslonken
v.v.t.
  1. was geslonken
  2. was geslonken
  3. was geslonken
  4. waren geslonken
  5. waren geslonken
  6. waren geslonken
o.t.t.t.
  1. zal slinken
  2. zult slinken
  3. zal slinken
  4. zullen slinken
  5. zullen slinken
  6. zullen slinken
o.v.t.t.
  1. zou slinken
  2. zou slinken
  3. zou slinken
  4. zouden slinken
  5. zouden slinken
  6. zouden slinken
diversen
  1. slink!
  2. slinkt!
  3. geslonken
  4. slinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor slinken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bli mindre afname; minder worden; vermindering
sjunka wegzakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bli mindre inkrimpen; kleiner worden; krimpen; slinken
gå utför afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
göra mindre afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen kleiner maken; minder maken; minimaliseren; verkleinen
korta in afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen inkorten; korten; minder maken; minimaliseren; verkrappen
krympa inkrimpen; kleiner worden; krimpen; slinken achteruitgaan; afnemen; afnemend; declineren; ineenkrimpen; ineenschrompelen; minder worden; schrompelen; slinkend; tanend; verkleinen
minska afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; afkorten; afnemen; afnemend; dalen; declineren; denigreren; kleiner maken; kleineren; lager maken; lenigen; minder worden; minderen; minimaliseren; slinkend; tanen; tanend; terugdraaien; teruggaan; terugschroeven; verkleinen; verlagen; verlichten; verminderen; vervallen; verzachten
sjunka afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen afnemen; dalen; declineren; doen zinken; lager worden; minder worden; minderen; naar beneden gaan; naar beneden lopen; neergaan; omlaaggaan; onder water gaan; ondergaan; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen; zinken
skrumpna inkrimpen; krimpen; slinken verbrokkelen; verkruimelen
skrumpna ihop indrogen; samentrekken; schrompelen; slinken; verschrompelen
sänka afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen lager maken; neerbrengen; neerbuigen; verlagen
vittra indrogen; samentrekken; schrompelen; slinken; verschrompelen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
minska afname voorraad; vermindering
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrumpna verfrommeld