Nederlands
Uitgebreide vertaling voor slimheid (Nederlands) in het Zweeds
slimheid:
-
de slimheid (pienterheid; schranderheid; intelligentie)
-
de slimheid (spitsvondigheid; gewiekstheid; slimmigheid)
-
de slimheid (list; sluwe streek)
Vertaal Matrix voor slimheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fiffighet | gewiekstheid; slimheid; slimmigheid; spitsvondigheid | |
list | list; slimheid; sluwe streek | doortraptheid; geraffineerdheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; leepheid; sluwheid |
smarthet | intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid | bij de pinken zijn; geslepenheid; gewiekstheid |
trick | list; slimheid; sluwe streek | foef; foefje; kneep; kneepje; kunstgreep; kunstje; list; loer; maniertje; manoeuvre; streek; truc; trucage |
Verwante woorden van "slimheid":
slim:
-
slim (clever; schrander; snugger; kien; uitgeslapen; pienter)
skarpsinnigt; knipslug; listig; listigt; knipslugt-
skarpsinnigt bijvoeglijk naamwoord
-
knipslug bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
listigt bijvoeglijk naamwoord
-
knipslugt bijvoeglijk naamwoord
-
-
slim (goochem; clever; kien; bij de pinken; schrander; uitgeslapen)
-
slim (gis; schrander)
-
slim (scherpzinnig; gevat; schrander; uitgeslapen; snedig)
-
slim (kien; pienter; uitgekookt; spits; bijdehand)
-
slim (geleerd; wijs; intelligent)
Vertaal Matrix voor slim:
Verwante woorden van "slim":
Synoniemen voor "slim":
Antoniemen van "slim":
Verwante definities voor "slim":
Wiktionary: slim
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slim | → klyftig; intelligent | ↔ bright — intelligent |
• slim | → klok; smart | ↔ clever — mentally quick or sharp |
• slim | → slug | ↔ prudent — practically wise, judicious, shrewd |
• slim | → smart; klok | ↔ smart — exhibiting intellectual knowledge, such as that found in books |
• slim | → fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug | ↔ artificieux — littéraire|fr péjoratif|fr Qui est plein d’artifice, de ruse. |
• slim | → fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug | ↔ astucieux — Qui a de l’astuce. |
• slim | → mödosam; svår | ↔ difficile — Non facile, qui nécessite un grand effort. |
• slim | → hård; mödosam; svår | ↔ dur — Qui, par suite de sa fermeté, est difficile à pénétrer, à entamer. |
• slim | → fiffig; illmarig; klipsk; klyftig; knepig; knipslug; slug | ↔ rusé — Qui a de la ruse, qui est plein de ruses. |