Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slapheid (Nederlands) in het Zweeds

slapheid:

slapheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de slapheid (malaise; slapte)
    deprimerad; obehag
  2. de slapheid (futloosheid; loomheid; matheid)
    slapphet; energibrist; letargi; slöhet
  3. de slapheid (zwakte; zwakheid; sulligheid; )
    svaghet; fragilitet

Vertaal Matrix voor slapheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deprimerad malaise; slapheid; slapte
energibrist futloosheid; loomheid; matheid; slapheid
fragilitet krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte
letargi futloosheid; loomheid; matheid; slapheid lethargie; slaapzucht; slaapzuchten
obehag malaise; slapheid; slapte ergernis; hinder; misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheden; onbehaaglijkheid; onbehagen; ongemakken; ongerieven; onmin; ontevredenheden; ontevredenheid; onvrede; overlast
slapphet futloosheid; loomheid; matheid; slapheid
slöhet futloosheid; loomheid; matheid; slapheid geluier; indolentie; laksheid; luilakkerij; onverschilligheid; vadsigheid
svaghet krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte krachteloosheid; slapte; weekheid; weekte; zachtheid; zwak punt; zwakheid; zwakte
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deprimerad gedeprimeerd; mineur

Verwante woorden van "slapheid":


Wiktionary: slapheid


Cross Translation:
FromToVia
slapheid nedslagenhet; avmattning; kraftlöshet abattementdiminution rapide, d’une durée plus ou moins longue, des forces physiques et des fonctions psychiques.

slap:

slap bijvoeglijk naamwoord

  1. slap (futloos; lusteloos; lamlendig; mat)
    lustlöst; avmattad; avmattat
  2. slap (waterachtig; waterig)
    utspädd; tunnt; vattnigt; vattnig; utspätt
  3. slap (karakterloos; zonder karakter)
    ynkligt; ynklig; utan karaktär; karaktärslös; mjäkigt; ryggradslöst; karaktärslöst
  4. slap (slapjes)
    svagt; kraftlös; kraftlöst; skör
  5. slap (futloos; lusteloos; energieloos; lamlendig; landerig)
    matt; slö; slött; slappt
    • matt bijvoeglijk naamwoord
    • slö bijvoeglijk naamwoord
    • slött bijvoeglijk naamwoord
    • slappt bijvoeglijk naamwoord
  6. slap (bleekjes; zwak; ziekelijk; )
    vek; svagt; ömtåligt; ömtålig; matt; vekt; skört; klent; kraftlös; kraftlöst
  7. slap (zwak)
    svag; svagt; ynklig; klent; skral; skralt; ynkligt; skröpligt

Vertaal Matrix voor slap:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- zwak
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avmattad futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
avmattat futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
karaktärslös karakterloos; slap; zonder karakter
karaktärslöst karakterloos; slap; zonder karakter
klent bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; onsolide; teder; teer; tenger; zwak
kraftlös bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak
kraftlöst bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak hulpeloos; mat; niet uitbundig; onmachtig
lustlöst futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
matt bleekjes; energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak lijzig; log; loom
mjäkigt karakterloos; slap; zonder karakter zoetsappig
ryggradslöst karakterloos; slap; zonder karakter
skral slap; zwak
skralt slap; zwak
skröpligt slap; zwak onsolide
skör slap; slapjes kwetsbaar; los; mul; onsolide; pulverig; rul; teer
skört bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak breekbaar; broos; bros; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; los; mul; onsolide; pulverig; rul; teder; teer; tenger; zwak
slappt energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap kwabbig; laks; langzaam; lillend; sloom; traag
slö energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap bezadigd; dommelig; gezapig; langzaam; lijzig; lodderig; log; loom; slaperig; sloom; suffig; traag; versuft; zouteloos
slött energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; slap bezadigd; dommelig; druilerig; gezapig; kortzichtig; langzaam; lodderig; lui; miezerig; niets doend; ongenuanceerd; slaperig; sloom; stomp; suffig; traag; vadsig; versuft; werkschuw; zouteloos
svag slap; zwak beetje; bleek; bleek van gelaatskleur; flauw; flets; kleurloos; krachteloos; lichtelijk; niet helder; onduidelijk; schemerig; schimmig; vaag; verschoten; week; wit; zwak
svagt bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak bleek; bleek van gelaatskleur; flauw; flets; kleurloos; krachteloos; niet helder; onduidelijk; schemerig; schimmig; vaag; verschoten; week; wit; zwak
tunnt slap; waterachtig; waterig fijn; subtiel; vliesachtig; vliesdun; vliezig
utan karaktär karakterloos; slap; zonder karakter
utspädd slap; waterachtig; waterig
utspätt slap; waterachtig; waterig
vattnig slap; waterachtig; waterig
vattnigt slap; waterachtig; waterig
vek bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak delicaat; fijn van smaak
vekt bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak delicaat; fijn van smaak; week; zwak
ynklig karakterloos; slap; zonder karakter; zwak armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
ynkligt karakterloos; slap; zonder karakter; zwak armzalig; bar; beroerd; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; lamlendig; rampzalig
ömtålig bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak delicaat; fijn van smaak; fijngevoelig; fijnzinnig; teerbesnaard; teergevoelig
ömtåligt bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak angstig voor pijn; breekbaar; broos; delicaat; eindig; fijn; fijn van smaak; fijngevoelig; fijnzinnig; fragiel; frèle; iel; kleinzerig; kwetsbaar; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; vergankelijk; voorbijgaand; zwak

Verwante woorden van "slap":


Synoniemen voor "slap":


Antoniemen van "slap":


Verwante definities voor "slap":

  1. niet gespannen1
    • het touw hangt slap1
  2. wat weinig kan verdragen1
    • het ijs is nog erg slap1
  3. zonder doorzettingsvermogen1
    • het is slap dat hij die opleiding niet afmaakt1
  4. zonder veel kracht1
    • zijn arm hangt slap naar beneden1

Wiktionary: slap


Cross Translation:
FromToVia
slap slak flaccid — soft, floppy
slap svag weak — lacking in force or ability
slap flack; jämn platsans relief.