Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. slaan op:
  2. opslaan:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slaan op (Nederlands) in het Zweeds

slaan op:

slaan op werkwoord (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, geslagen op)

  1. slaan op (betreffen; aangaan)
    röra; bekymra
    • röra werkwoord (rör, rörde, rört)
    • bekymra werkwoord (bekymrar, bekymrade, bekymrat)

Conjugations for slaan op:

o.t.t.
  1. sla op
  2. slaat op
  3. slaat op
  4. slaan op
  5. slaan op
  6. slaan op
o.v.t.
  1. sloeg op
  2. sloeg op
  3. sloeg op
  4. sloegen op
  5. sloegen op
  6. sloegen op
v.t.t.
  1. heb geslagen op
  2. hebt geslagen op
  3. heeft geslagen op
  4. hebben geslagen op
  5. hebben geslagen op
  6. hebben geslagen op
v.v.t.
  1. had geslagen op
  2. had geslagen op
  3. had geslagen op
  4. hadden geslagen op
  5. hadden geslagen op
  6. hadden geslagen op
o.t.t.t.
  1. zal slaan op
  2. zult slaan op
  3. zal slaan op
  4. zullen slaan op
  5. zullen slaan op
  6. zullen slaan op
o.v.t.t.
  1. zou slaan op
  2. zou slaan op
  3. zou slaan op
  4. zouden slaan op
  5. zouden slaan op
  6. zouden slaan op
en verder
  1. ben geslagen op
  2. bent geslagen op
  3. is geslagen op
  4. zijn geslagen op
  5. zijn geslagen op
  6. zijn geslagen op
diversen
  1. sla op!
  2. slat op!
  3. geslagen op
  4. slaand op
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor slaan op:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
röra afdankertjes; allegaartje; bende; berg; bocht; geflikflooi; geklieder; gemier; gerotzooi; gezeur; hoop; hutspot; kliederboel; kliederen; knoeierij; mengelmoes; mengvoer; mikmak; opeenhoping; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; troep; zooi; zootje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekymra aangaan; betreffen; slaan op
röra aangaan; betreffen; slaan op aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanstoken; belang inboezemen; beroeren; betreffen; bewegen; even aanraken; gaan; mixen; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; rondroeren; toucheren; treffen; verroeren; voelen; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zitten aan; zorg inboezemen

opslaan:

opslaan werkwoord (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)

  1. opslaan (bewaren; deponeren)
    lagra; bevara
    • lagra werkwoord (lagrar, lagrade, lagrat)
    • bevara werkwoord (bevarar, bevarade, bevarat)
  2. opslaan (archiveren; opbergen; bewaren)
    spara; ordna; förvara; arkivera
    • spara werkwoord (sparar, sparade, sparat)
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
    • förvara werkwoord (förvarar, förvarade, förvarat)
    • arkivera werkwoord (arkiverar, arkiverade, arkiverat)
  3. opslaan (onthouden; opnemen)
    avstå; hålla tillbaka; avhålla sig
    • avstå werkwoord (avstår, avstod, avstått)
    • hålla tillbaka werkwoord (håller tillbaka, höll tillbaka, hållit tillbaka)
    • avhålla sig werkwoord (avhåller sig, avhöll sig, avhållit sig)
  4. opslaan
    spara
    • spara werkwoord (sparar, sparade, sparat)

Conjugations for opslaan:

o.t.t.
  1. sla op
  2. slaat op
  3. slaat op
  4. slaan op
  5. slaan op
  6. slaan op
o.v.t.
  1. sloeg op
  2. sloeg op
  3. sloeg op
  4. sloegen op
  5. sloegen op
  6. sloegen op
v.t.t.
  1. heb opgeslagen
  2. hebt opgeslagen
  3. heeft opgeslagen
  4. hebben opgeslagen
  5. hebben opgeslagen
  6. hebben opgeslagen
v.v.t.
  1. had opgeslagen
  2. had opgeslagen
  3. had opgeslagen
  4. hadden opgeslagen
  5. hadden opgeslagen
  6. hadden opgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal opslaan
  2. zult opslaan
  3. zal opslaan
  4. zullen opslaan
  5. zullen opslaan
  6. zullen opslaan
o.v.t.t.
  1. zou opslaan
  2. zou opslaan
  3. zou opslaan
  4. zouden opslaan
  5. zouden opslaan
  6. zouden opslaan
en verder
  1. ben opgeslagen
  2. bent opgeslagen
  3. is opgeslagen
  4. zijn opgeslagen
  5. zijn opgeslagen
  6. zijn opgeslagen
diversen
  1. sla op!
  2. slat op!
  3. opgeslagen
  4. opslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opslaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arkivera archiveren; bewaren; opbergen; opslaan archiveren; comprimeren
avhålla sig onthouden; opnemen; opslaan abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden
avstå onthouden; opnemen; opslaan abstineren; afslaan; afstaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden; overgeven
bevara bewaren; deponeren; opslaan behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaren; conserveren; instandhouden; verduurzamen
förvara archiveren; bewaren; opbergen; opslaan behouden; bewaren; conserveren; stallen
hålla tillbaka onthouden; opnemen; opslaan afhouden; bedaren; bedwingen; beheersen; beletten; beteugelen; ervanaf houden; in bedwang houden; intomen; matigen; onderdrukken; ophopen; opkroppen; opstapelen; terughouden; weerhouden
lagra bewaren; deponeren; opslaan bewaren; opzij leggen; stallen; wegzetten
ordna archiveren; bewaren; opbergen; opslaan afspreken; arrangeren; bedisselen; bevelen; classificeren; dicteren; gebieden; gelasten; iets op touw zetten; iets regelen; in het gelid stellen; inrichten; installeren; op orde brengen; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; rechtmaken; regelen; reglementeren; scharen; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken; voorschrijven
spara archiveren; bewaren; opbergen; opslaan achterhouden; behouden; besparen; bespreken; geld besparen; in acht nemen; matigen; minder gebruiken; ontzien; opsparen; opzijleggen; reis boeken; reserveren; sparen; terughouden; vastleggen; verschonen; zuinig zijn

Wiktionary: opslaan


Cross Translation:
FromToVia
opslaan spara save — to write a file to a disk
opslaan lagra; spara store — computing: write (something) into memory or registers
opslaan lagra stockerconserver en dépôt, entreposer.

Verwante vertalingen van slaan op