Nederlands
Uitgebreide vertaling voor serveren (Nederlands) in het Zweeds
serveren:
Conjugations for serveren:
o.t.t.
- serveer
- serveert
- serveert
- serveren
- serveren
- serveren
o.v.t.
- serveerde
- serveerde
- serveerde
- serveerden
- serveerden
- serveerden
v.t.t.
- heb geserveerd
- hebt geserveerd
- heeft geserveerd
- hebben geserveerd
- hebben geserveerd
- hebben geserveerd
v.v.t.
- had geserveerd
- had geserveerd
- had geserveerd
- hadden geserveerd
- hadden geserveerd
- hadden geserveerd
o.t.t.t.
- zal serveren
- zult serveren
- zal serveren
- zullen serveren
- zullen serveren
- zullen serveren
o.v.t.t.
- zou serveren
- zou serveren
- zou serveren
- zouden serveren
- zouden serveren
- zouden serveren
en verder
- ben geserveerd
- bent geserveerd
- is geserveerd
- zijn geserveerd
- zijn geserveerd
- zijn geserveerd
diversen
- serveer!
- serveert!
- geserveerd
- serverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
serveren (opdienen)
Vertaal Matrix voor serveren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lägga upp | opdienen; serveren | |
servera | opdienen; serveren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hälla på mera | bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen | |
lägga upp | bewaren; opdissen; opscheppen; opzij leggen; wegzetten; zich bedienen; zich bedienen aan tafel | |
servera | bedienen; serveren | aan tafel bedienen; bedienen; dienen; eten opscheppen; knoppen bedienen; opdienen; opdissen; opscheppen; opvoeren; vergroten; voorzetten; zich bedienen; zich bedienen aan tafel |