Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- seinen:
- sein:
-
Wiktionary:
- seinen → utmärka, signalera, framhålla, utmärka sig
- sein → signal
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor seinen (Nederlands) in het Zweeds
seinen:
-
seinen (signalen geven)
Conjugations for seinen:
o.t.t.
- sein
- seint
- seint
- seinen
- seinen
- seinen
o.v.t.
- seinde
- seinde
- seinde
- seinden
- seinden
- seinden
v.t.t.
- heb geseind
- hebt geseind
- heeft geseind
- hebben geseind
- hebben geseind
- hebben geseind
v.v.t.
- had geseind
- had geseind
- had geseind
- hadden geseind
- hadden geseind
- hadden geseind
o.t.t.t.
- zal seinen
- zult seinen
- zal seinen
- zullen seinen
- zullen seinen
- zullen seinen
o.v.t.t.
- zou seinen
- zou seinen
- zou seinen
- zouden seinen
- zouden seinen
- zouden seinen
en verder
- ben geseind
- bent geseind
- is geseind
- zijn geseind
- zijn geseind
- zijn geseind
diversen
- sein!
- seint!
- geseind
- seinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor seinen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
slå en signal | seinen; signalen geven | bellen; door de telefoon praten; telefoneren |
Verwante woorden van "seinen":
sein:
Vertaal Matrix voor sein:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
signal | sein; teken; wenk | gebaar; geste; signaal; teken |
tecken | sein; teken; wenk | aanduiding; aantekening; aanwijzing; gebaar; geschreven letter; geste; indicatie; notitie; ordeteken; symptoom; teken |