Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schuif (Nederlands) in het Zweeds
schuif:
-
de schuif (verschuifbare sluiting; grendel; tong; schoot)
-
de schuif (sluitinrichting voor deur of raam; grendel; knip)
Vertaal Matrix voor schuif:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bult | grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting | deurknip; klem; knip; pen; pin; rolbeugel; tapbout |
lås | grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting | knipbeugel; sluiswerk |
regel | grendel; knip; schoot; schuif; sluitinrichting voor deur of raam; tong; verschuifbare sluiting | dienstvoorschrift; filter; regel; reglement; reglementering; richtlijn; richtsnoer; stelregel; voorschrift |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lås | vergrendelen |
Verwante woorden van "schuif":
schuif vorm van schuiven:
-
schuiven (voortschuiven)
-
schuiven
Conjugations for schuiven:
o.t.t.
- schuif
- schuift
- schuift
- schuiven
- schuiven
- schuiven
o.v.t.
- schoof
- schoof
- schoof
- schoven
- schoven
- schoven
v.t.t.
- heb geschoven
- hebt geschoven
- heeft geschoven
- hebben geschoven
- hebben geschoven
- hebben geschoven
v.v.t.
- had geschoven
- had geschoven
- had geschoven
- hadden geschoven
- hadden geschoven
- hadden geschoven
o.t.t.t.
- zal schuiven
- zult schuiven
- zal schuiven
- zullen schuiven
- zullen schuiven
- zullen schuiven
o.v.t.t.
- zou schuiven
- zou schuiven
- zou schuiven
- zouden schuiven
- zouden schuiven
- zouden schuiven
en verder
- ben geschoven
- bent geschoven
- is geschoven
- zijn geschoven
- zijn geschoven
- zijn geschoven
diversen
- schuif!
- schuift!
- geschoven
- schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schuiven:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fösa | schuiven; voortschuiven | |
knuffa | schuiven; voortschuiven | dringen; duwen |
rulla | schuiven | karren; kruien; spartelen; taxiën; verrollen |
skjuta | schuiven; voortschuiven | afschieten; afvuren; doorschieten; dringen; duwen; filmen; schieten; schoten lossen; vuren |
skjutsa | schuiven; voortschuiven | |
skuffa | schuiven; voortschuiven |