Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. schransen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schrans (Nederlands) in het Zweeds

schransen:

schransen werkwoord (schrans, schranst, schranste, schransten, geschranst)

  1. schransen (verorberen; consumeren; vreten; )
    förbruka; konsumera
    • förbruka werkwoord (förbrukar, förbrukade, förbrukat)
    • konsumera werkwoord (konsumerar, konsumerade, konsumerat)
  2. schransen (vreten; brassen; zwelgen; slempen)
    äta glupskt; sluka; frossa
    • äta glupskt werkwoord (äter glupskt, åt glupskt, ätit glupskt)
    • sluka werkwoord (slukar, slukade, slukat)
    • frossa werkwoord (frossar, frossade, frossat)

Conjugations for schransen:

o.t.t.
  1. schrans
  2. schranst
  3. schranst
  4. schransen
  5. schransen
  6. schransen
o.v.t.
  1. schranste
  2. schranste
  3. schranste
  4. schransten
  5. schransten
  6. schransten
v.t.t.
  1. heb geschranst
  2. hebt geschranst
  3. heeft geschranst
  4. hebben geschranst
  5. hebben geschranst
  6. hebben geschranst
v.v.t.
  1. had geschranst
  2. had geschranst
  3. had geschranst
  4. hadden geschranst
  5. hadden geschranst
  6. hadden geschranst
o.t.t.t.
  1. zal schransen
  2. zult schransen
  3. zal schransen
  4. zullen schransen
  5. zullen schransen
  6. zullen schransen
o.v.t.t.
  1. zou schransen
  2. zou schransen
  3. zou schransen
  4. zouden schransen
  5. zouden schransen
  6. zouden schransen
en verder
  1. ben geschranst
  2. bent geschranst
  3. is geschranst
  4. zijn geschranst
  5. zijn geschranst
  6. zijn geschranst
diversen
  1. schrans!
  2. schranst!
  3. geschranst
  4. schransend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schransen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frossa brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen
förbruka bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen doorjagen; opmaken; verbruiken; verdoen; verspillen; wegslijten
konsumera bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen consumeren; gebruiken; opeten; opvreten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verteren; vreten
sluka brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen bikken; eten; laven; lenigen; lessen; naar binnen werken; oppeuzelen; opvreten; tegoed doen; verorberen; verslinden; verzwelgen
äta glupskt brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen

Wiktionary: schransen


Cross Translation:
FromToVia
schransen sluka devour — to eat greedily