Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schimmelen (Nederlands) in het Zweeds
schimmelen:
-
schimmelen (beschimmelen)
Conjugations for schimmelen:
o.t.t.
- schimmel
- schimmelt
- schimmelt
- schimmelen
- schimmelen
- schimmelen
o.v.t.
- schimmelde
- schimmelde
- schimmelde
- schimmelden
- schimmelden
- schimmelden
v.t.t.
- ben geschimmeld
- bent geschimmeld
- is geschimmeld
- zijn geschimmeld
- zijn geschimmeld
- zijn geschimmeld
v.v.t.
- was geschimmeld
- was geschimmeld
- was geschimmeld
- waren geschimmeld
- waren geschimmeld
- waren geschimmeld
o.t.t.t.
- zal schimmelen
- zult schimmelen
- zal schimmelen
- zullen schimmelen
- zullen schimmelen
- zullen schimmelen
o.v.t.t.
- zou schimmelen
- zou schimmelen
- zou schimmelen
- zouden schimmelen
- zouden schimmelen
- zouden schimmelen
diversen
- schimmel!
- schimmelt!
- geschimmeld
- schimmelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schimmelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mögla | beschimmelen; schimmelen | verschimmelen |
Verwante woorden van "schimmelen":
Wiktionary: schimmelen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schimmelen | → mögla | ↔ moisir — se couvrir de moisissure. |
schimmel:
-
de schimmel (wit paard)
Vertaal Matrix voor schimmel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vit häst | schimmel; wit paard |