Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. scheuren:
  2. scheur:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor scheuren (Nederlands) in het Zweeds

scheuren:

scheuren werkwoord (scheur, scheurt, scheurde, scheurden, gescheurd)

  1. scheuren (inscheuren)
    slita; riva; klösa; riva ut
    • slita werkwoord (sliter, slet, slitit)
    • riva werkwoord (river, rev, rivit)
    • klösa werkwoord (klösar, klösade, klössat)
    • riva ut werkwoord (river ut, rev ut, rivit ut)

Conjugations for scheuren:

o.t.t.
  1. scheur
  2. scheurt
  3. scheurt
  4. scheuren
  5. scheuren
  6. scheuren
o.v.t.
  1. scheurde
  2. scheurde
  3. scheurde
  4. scheurden
  5. scheurden
  6. scheurden
v.t.t.
  1. heb gescheurd
  2. hebt gescheurd
  3. heeft gescheurd
  4. hebben gescheurd
  5. hebben gescheurd
  6. hebben gescheurd
v.v.t.
  1. had gescheurd
  2. had gescheurd
  3. had gescheurd
  4. hadden gescheurd
  5. hadden gescheurd
  6. hadden gescheurd
o.t.t.t.
  1. zal scheuren
  2. zult scheuren
  3. zal scheuren
  4. zullen scheuren
  5. zullen scheuren
  6. zullen scheuren
o.v.t.t.
  1. zou scheuren
  2. zou scheuren
  3. zou scheuren
  4. zouden scheuren
  5. zouden scheuren
  6. zouden scheuren
en verder
  1. ben gescheurd
  2. bent gescheurd
  3. is gescheurd
  4. zijn gescheurd
  5. zijn gescheurd
  6. zijn gescheurd
diversen
  1. scheur!
  2. scheurt!
  3. gescheurd
  4. scheurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

scheuren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de scheuren (sprongen; barsten)
    klyftor; sprickor

Vertaal Matrix voor scheuren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klyftor barsten; scheuren; sprongen
riva scheur; torn
sprickor barsten; scheuren; sprongen barsten; klappen; knallen; krakken; smakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klösa inscheuren; scheuren bekrassen
riva inscheuren; scheuren aanharken; bekrassen; ergens uitscheuren; knarsen; krassen; raspen; schaven; schuren; zich krabben
riva ut inscheuren; scheuren uitrukken; uitscheuren
slita inscheuren; scheuren aanpoten; afslijpen; erafslijpen; ergens uitscheuren; flink aanpakken; hard werken; rafels loslaten; uitrafelen
- crossen; sjezen

Verwante woorden van "scheuren":


Synoniemen voor "scheuren":


Verwante definities voor "scheuren":

  1. wild en hard rijden1
    • hij scheurde met 160 kilometer over de weg1
  2. het kapot of los trekken1
    • hij scheurde de brief in stukken1

Wiktionary: scheuren


Cross Translation:
FromToVia
scheuren riva tear — rend
scheuren förgås; spricka crever — Mourir

scheur:

scheur [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de scheur (barst; breuk; krak)
    spricka
    • spricka [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de scheur (torn)
    riva
    • riva [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de scheur (inkeping; kloof; reet; )
    hål; urringning; vrå; skreva; hålighet; klyvning; springe
    • hål [-ett] zelfstandig naamwoord
    • urringning [-en] zelfstandig naamwoord
    • vrå [-en] zelfstandig naamwoord
    • skreva [-en] zelfstandig naamwoord
    • hålighet [-en] zelfstandig naamwoord
    • klyvning [-en] zelfstandig naamwoord
    • springe zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor scheur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hål barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing compartiment; coupé; gaatje; gat; groeve; kuil; lek; lekken; mijn; mijngroeve; tanding; uitholling; waterlek
hålighet barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing gewrichtsholte; gewrichtskom; hol; holheid; holle ruimte; kom; kuil; leegheid; uitholling; voosheid
klyvning barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing
riva scheur; torn
skreva barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing kloof; opening; ravijn; spleet; tussenruimte; uitsparing
spricka barst; breuk; krak; scheur coryfee; crack; gebrek; geweldenaar; kei; kiertje; kloof; manco; opening; rotsspleet; ruptuur; scheuring; spleet; tussenruimte; uitsparing; zwakheid
springe barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
urringning barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing decolleté
vrå barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing hoek; hoekje; holte; kloof; nis; opening; schuilhoekje; spleet; tussenruimte; uitsparing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
riva aanharken; bekrassen; ergens uitscheuren; inscheuren; knarsen; krassen; raspen; schaven; scheuren; schuren; zich krabben
spricka aan stukken springen; een krakend geluid maken; klieven; kloven; kraken; openhakken; splijten; splitsen; uiteensplijten

Verwante woorden van "scheur":


Wiktionary: scheur


Cross Translation:
FromToVia
scheur reva tear — hole or break caused by tearing
scheur reva; lucka; fläck; krok; hake accroc — Déchirure faite dans un tissu par quelque chose de pointu ou qui accrocher.

Verwante vertalingen van scheuren