Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. schamperheid:
  2. schamper:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schamperheid (Nederlands) in het Zweeds

schamperheid:

schamperheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de schamperheid
    hån; förakt; spotskhet
    • hån [-ett] zelfstandig naamwoord
    • förakt [-ett] zelfstandig naamwoord
    • spotskhet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schamperheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förakt schamperheid bespotting; geringschatting; gespot; hoon; ironie; minachting; sarcasme; spot; spotternij; verachting; versmading
hån schamperheid aanfluiting; belediging; beschimping; bespotting; gespot; hoon; hoongelach; ironie; sarcasme; schamp; smaad; spot; spotternij; versmading
spotskhet schamperheid versmading

Verwante woorden van "schamperheid":


schamper:

schamper bijvoeglijk naamwoord

  1. schamper (honend; spottend; smadelijk; smalend; smadend)
    hånig; hånigt

Vertaal Matrix voor schamper:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hånig honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend
hånigt honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend

Verwante woorden van "schamper":