Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schade berokkenen (Nederlands) in het Zweeds
schade berokkenen:
schade berokkenen werkwoord (berokken schade, berokkent schade, berokkende schade, berokkenden schade, schade berokkend)
-
schade berokkenen (schade toebrengen aan; schaden; benadelen; duperen; nadeel toebrengen)
Conjugations for schade berokkenen:
o.t.t.
- berokken schade
- berokkent schade
- berokkent schade
- berokkenen schade
- berokkenen schade
- berokkenen schade
o.v.t.
- berokkende schade
- berokkende schade
- berokkende schade
- berokkenden schade
- berokkenden schade
- berokkenden schade
v.t.t.
- heb schade berokkend
- hebt schade berokkend
- heeft schade berokkend
- hebben schade berokkend
- hebben schade berokkend
- hebben schade berokkend
v.v.t.
- had schade berokkend
- had schade berokkend
- had schade berokkend
- hadden schade berokkend
- hadden schade berokkend
- hadden schade berokkend
o.t.t.t.
- zal schade berokkenen
- zult schade berokkenen
- zal schade berokkenen
- zullen schade berokkenen
- zullen schade berokkenen
- zullen schade berokkenen
o.v.t.t.
- zou schade berokkenen
- zou schade berokkenen
- zou schade berokkenen
- zouden schade berokkenen
- zouden schade berokkenen
- zouden schade berokkenen
en verder
- ben schade berokkend
- bent schade berokkend
- is schade berokkend
- zijn schade berokkend
- zijn schade berokkend
- zijn schade berokkend
diversen
- berokken schade!
- berokkent schade!
- schade berokkend
- berokkend schade
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze