Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. schaap:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schaap (Nederlands) in het Zweeds

schaap:

schaap [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de schaap (onnozole hals; kuiken; onnozelaar; )
    dumbomm; trögis

Vertaal Matrix voor schaap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dumbomm kuiken; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; uil
trögis kuiken; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; uil hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous

Verwante woorden van "schaap":


Wiktionary: schaap


Cross Translation:
FromToVia
schaap får Schaf — ein Paarhufer, der als Lieferant für Wolle, Fleisch und Milch dient
schaap får sheep — animal

Verwante vertalingen van schaap