Nederlands
Uitgebreide vertaling voor schaaf (Nederlands) in het Zweeds
schaaf:
Vertaal Matrix voor schaaf:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hov | schaaf | gevolg; hoef; hoefblad; hofhouding; hofstoet; hoornschoen |
Verwante woorden van "schaaf":
schaven:
Conjugations for schaven:
o.t.t.
- schaaf
- schaaft
- schaaft
- schaven
- schaven
- schaven
o.v.t.
- schaafte
- schaafte
- schaafte
- schaaften
- schaaften
- schaaften
v.t.t.
- heb geschaafd
- hebt geschaafd
- heeft geschaafd
- hebben geschaafd
- hebben geschaafd
- hebben geschaafd
v.v.t.
- had geschaafd
- had geschaafd
- had geschaafd
- hadden geschaafd
- hadden geschaafd
- hadden geschaafd
o.t.t.t.
- zal schaven
- zult schaven
- zal schaven
- zullen schaven
- zullen schaven
- zullen schaven
o.v.t.t.
- zou schaven
- zou schaven
- zou schaven
- zouden schaven
- zouden schaven
- zouden schaven
en verder
- ben geschaafd
- bent geschaafd
- is geschaafd
- zijn geschaafd
- zijn geschaafd
- zijn geschaafd
diversen
- schaaf!
- schaaft!
- geschaafd
- schavende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor schaven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
riva | scheur; torn | |
skära | sikkel; sikkeltje; snijding; snoeimes | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
raspa | raspen; schaven; schuren | |
riva | raspen; schaven; schuren | aanharken; bekrassen; ergens uitscheuren; inscheuren; knarsen; krassen; scheuren; zich krabben |
skära | raspen; schaven; schuren | afsnijden; doorknippen; een knippend geluid maken; houtsnijden; in hout schrijven; inhakken; inhouwen; kerven; maaien; met effect spelen; snerpen; snijden; snijwerk maken |
söndersmula | raspen; schaven; schuren |