Nederlands
Uitgebreide vertaling voor samenvouwen (Nederlands) in het Zweeds
samenvouwen:
-
samenvouwen
-
samenvouwen
Conjugations for samenvouwen:
o.t.t.
- vouw samen
- vouwt samen
- vouwt samen
- vouwen samen
- vouwen samen
- vouwen samen
o.v.t.
- vouwde samen
- vouwde samen
- vouwde samen
- vouwden samen
- vouwden samen
- vouwden samen
v.t.t.
- heb samengevouwd
- hebt samengevouwd
- heeft samengevouwd
- hebben samengevouwd
- hebben samengevouwd
- hebben samengevouwd
v.v.t.
- had samengevouwd
- had samengevouwd
- had samengevouwd
- hadden samengevouwd
- hadden samengevouwd
- hadden samengevouwd
o.t.t.t.
- zal samenvouwen
- zult samenvouwen
- zal samenvouwen
- zullen samenvouwen
- zullen samenvouwen
- zullen samenvouwen
o.v.t.t.
- zou samenvouwen
- zou samenvouwen
- zou samenvouwen
- zouden samenvouwen
- zouden samenvouwen
- zouden samenvouwen
en verder
- ben samengevouwd
- bent samengevouwd
- is samengevouwd
- zijn samengevouwd
- zijn samengevouwd
- zijn samengevouwd
diversen
- vouw samen!
- vouwt samen!
- samengevouwd
- samenvouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor samenvouwen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dölja | samenvouwen | achterhouden; bedekken; bekleden; bemantelen; camoufleren; hullen; in omgeving op laten gaan; inhullen; maskeren; omhullen; ontveinzen; ophopen; opkroppen; opstapelen; overtrekken; verbergen; verbloemen; verduisteren; verheimelijken; verhelen; verhullen; versluieren; verstoppen; verzwijgen; wegstoppen |
lyfta upp | samenvouwen | heffen; hijsen; lichten; met een takel ophijsen; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogheffen; omhoogrukken; omhoogtillen; opheffen; optillen; takelen; tillen |
vika | samenvouwen | omknikken; opvouwen; vouwen; wijken |