Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. samenhangen:
  2. samenhang:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samenhangen (Nederlands) in het Zweeds

samenhangen:

samenhangen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de samenhangen (zinsverbanden; verbanden; contexten)
    sammanhang; kontexter

Vertaal Matrix voor samenhangen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kontexter contexten; samenhangen; verbanden; zinsverbanden contexten; tekstverbanden
sammanhang contexten; samenhangen; verbanden; zinsverbanden cohesie; connectie; context; contexten; link; omstandigheden; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; tekstverbanden; verband; zinsverband

Verwante woorden van "samenhangen":


Wiktionary: samenhangen


Cross Translation:
FromToVia
samenhangen hålla; hålla fast adhere — To be consistent or coherent; to be in accordance; to agree

samenhang:

samenhang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de samenhang (verbinding; relatie; link; )
    samband; band; länk; relation; förhållande; förbindelse
  2. de samenhang (verbinding; correlatie; band; relatie; verband)
    förbindelse
  3. de samenhang (onderling verband; link; verband; )
    samband; anknytning; sammanhang; förbindelse

Vertaal Matrix voor samenhang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anknytning connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband schakel; schalm
band aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding band; bandjes; binding; blaaskapel; cassette; cassettebandje; draagband; draagriem; fanfare; fanfarekorps; galon; gebondenheid; geluidsband; harmonie; inktlint; kapel; kapellen; koorden; linten; lintje; magneetband; muziekgezelschappen; muziekkorps; omzoming; snoeren; strook; tres
förbindelse aansluiting; band; connectie; correlatie; liaison; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband; verbinding aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; alliantie; avontuurtje; band; binding; bond; bondgenootschap; borgtocht; connectie; contact; gebondenheid; koppeling; liaison; lijnverbinding; ommegang; relatie; samenvoeging; slippertje; stuurpen; verbinding; verbond; verhouding
förhållande aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding affaire; avontuurtje; liaison; relatie; slippertje; verhouding; verwantschap
länk aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding OLE/DDE-koppeling; aansluitstuk; band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn; hyperlink; koppeling; link; schakel; schakelketting; schalm
relation aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding relatie; verwantschap
samband aansluiting; band; connectie; liaison; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband; verbinding liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; relatie; verhouding; verkering; verwantschap
sammanhang connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband cohesie; context; contexten; omstandigheden; samenhangen; tekstverbanden; verbanden; zinsverband; zinsverbanden

Verwante woorden van "samenhang":


Wiktionary: samenhang


Cross Translation:
FromToVia
samenhang sammanhang; samband Zusammenhang — wechselseitige Beziehung, Verbindung zwischen Teilen, bei der eine Veränderung des einen Teils durch eine Veränderung auf dem anderen Teil begleitet wird. Diese Teile können materielle Gegenstand, physische Prozesse, gedankliche Gegenstände sowie deren Eigenschaften sein.
samenhang enhet unité — Élément singulier, qui a le nombre un.