Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- royaal:
-
Wiktionary:
- royaal → rymlig, vid, omfångsrik, givmild
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor royaal (Nederlands) in het Zweeds
royaal:
-
royaal (rijkelijk; ruimschoots; overvloedig; scheutig)
-
royaal (goedgeefs; vrijgevig; genereus; gul; ruimhartig; mild; scheutig)
-
royaal (genereus; vrijgevig; gul; edelmoedig; ruimhartig; mild)
-
royaal (vrijgevig; genereus; gul; scheutig; goedgeefs)
generös; generöst; högsint; ädelmodigt-
generös bijvoeglijk naamwoord
-
generöst bijvoeglijk naamwoord
-
högsint bijvoeglijk naamwoord
-
ädelmodigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
royaal (vorstelijk; aanzienlijk)
Vertaal Matrix voor royaal:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
furstlig | aanzienlijk; royaal; vorstelijk | aristocratisch; koninklijk; vorstelijk |
furstligt | aanzienlijk; royaal; vorstelijk | aristocratisch; koninklijk; prinsheerlijk; vorstelijk |
generös | edelmoedig; genereus; goedgeefs; gul; mild; royaal; ruimhartig; scheutig; vrijgevig | edel; edelmoedig; grootmoedig; groots; nobel |
generöst | edelmoedig; genereus; goedgeefs; gul; mild; royaal; ruimhartig; scheutig; vrijgevig | edel; edelmoedig; grootmoedig; groots; nobel |
givmild | genereus; goedgeefs; gul; mild; royaal; ruimhartig; scheutig; vrijgevig | |
givmilt | genereus; goedgeefs; gul; mild; royaal; ruimhartig; scheutig; vrijgevig | |
högsint | genereus; goedgeefs; gul; royaal; scheutig; vrijgevig | adellijk |
i rikligt mått | overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig | |
rikligt | overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig | ampel; breedvoerig; copieus; omstandig; uitgebreid; uitvoerig; welig |
ädelmodigt | genereus; goedgeefs; gul; royaal; scheutig; vrijgevig |
Verwante woorden van "royaal":
Wiktionary: royaal
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• royaal | → rymlig; vid; omfångsrik | ↔ ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire. |
• royaal | → givmild | ↔ généreux — Qui est de nature élevée, noble. |
• royaal | → rymlig; vid; omfångsrik | ↔ large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long. |
• royaal | → rymlig; vid; omfångsrik | ↔ étendu — grand, large, vaste. |