Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rondroeren (Nederlands) in het Zweeds
rondroeren:
-
rondroeren
Conjugations for rondroeren:
o.t.t.
- roer rond
- roert rond
- roert rond
- roeren rond
- roeren rond
- roeren rond
o.v.t.
- roerde rond
- roerde rond
- roerde rond
- roerden rond
- roerden rond
- roerden rond
v.t.t.
- heb rondgeroerd
- hebt rondgeroerd
- heeft rondgeroerd
- hebben rondgeroerd
- hebben rondgeroerd
- hebben rondgeroerd
v.v.t.
- had rondgeroerd
- had rondgeroerd
- had rondgeroerd
- hadden rondgeroerd
- hadden rondgeroerd
- hadden rondgeroerd
o.t.t.t.
- zal rondroeren
- zult rondroeren
- zal rondroeren
- zullen rondroeren
- zullen rondroeren
- zullen rondroeren
o.v.t.t.
- zou rondroeren
- zou rondroeren
- zou rondroeren
- zouden rondroeren
- zouden rondroeren
- zouden rondroeren
en verder
- is rondgeroerd
- zijn rondgeroerd
diversen
- roer rond!
- roert rond!
- rondgeroerd
- rondroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor rondroeren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
röra | afdankertjes; allegaartje; bende; berg; bocht; geflikflooi; geklieder; gemier; gerotzooi; gezeur; hoop; hutspot; kliederboel; kliederen; knoeierij; mengelmoes; mengvoer; mikmak; opeenhoping; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; troep; zooi; zootje | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
röra | rondroeren | aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanstoken; belang inboezemen; beroeren; betreffen; bewegen; even aanraken; gaan; mixen; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; slaan op; toucheren; treffen; verroeren; voelen; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zitten aan; zorg inboezemen |