Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. riem:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor riem (Nederlands) in het Zweeds

riem:

riem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de riem (gordel)
    höfthållare; gördel
  2. de riem (roeiriem)
    åra
    • åra [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de riem (ceintuur; gordel)
    skärp
    • skärp [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. de riem (teugel; lijn; lei)
    tygel
    • tygel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor riem:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gördel gordel; riem gordelriem
höfthållare gordel; riem
skärp ceintuur; gordel; riem broekband; broekriem; gordelriem; sjerp; tuigje
tygel lei; lijn; riem; teugel breidel
åra riem; roeiriem roeispaan; spaan

Verwante woorden van "riem":

  • riemen, riempje, riempjes

Wiktionary: riem


Cross Translation:
FromToVia
riem gördel; bälte belt — band worn around the waist
riem åra oar — implement used to row a boat
riem ris ream — bundle of paper
riem åra aviron — rame
riem bälte ceinture — Ruban dont on se ceint le milieu du corps
riem rem courroiepièce de cuir ou d’étoffe, coupée en long, étroite, qui sert à lier, à attacher quelque chose.