Nederlands
Uitgebreide vertaling voor richten (Nederlands) in het Zweeds
richten:
-
richten (in een bep. richting plaatsen; mikken)
-
richten (uitlijnen; uitbalanceren)
Conjugations for richten:
o.t.t.
- richt
- richt
- richt
- richten
- richten
- richten
o.v.t.
- richtte
- richtte
- richtte
- richtten
- richtten
- richtten
v.t.t.
- heb gericht
- hebt gericht
- heeft gericht
- hebben gericht
- hebben gericht
- hebben gericht
v.v.t.
- had gericht
- had gericht
- had gericht
- hadden gericht
- hadden gericht
- hadden gericht
o.t.t.t.
- zal richten
- zult richten
- zal richten
- zullen richten
- zullen richten
- zullen richten
o.v.t.t.
- zou richten
- zou richten
- zou richten
- zouden richten
- zouden richten
- zouden richten
en verder
- is gericht
- zijn gericht
diversen
- richt!
- richt!
- gericht
- richtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor richten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
måtta | gematigdheid; ingetogenheid; matigheid; stemmigheid | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
måtta | in een bep. richting plaatsen; mikken; richten | |
rikta | in een bep. richting plaatsen; mikken; richten | rechtbuigen; regisseren |
sikta | in een bep. richting plaatsen; mikken; richten | |
ställa sig i linje | richten; uitbalanceren; uitlijnen |