Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. repatriëren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor repatriëren (Nederlands) in het Zweeds

repatriëren:

repatriëren werkwoord (repatriëer, repatriëert, repatriëerde, repatriëerden, gerepatriëerd)

  1. repatriëren
    repatriera; återvända till fosterlandet
    • repatriera werkwoord (repatrierar, repatrierade, repatrierat)
    • återvända till fosterlandet werkwoord (återvänder till fosterlandet, återvändde till fosterlandet, återvänt till fosterlandet)

Conjugations for repatriëren:

o.t.t.
  1. repatriëer
  2. repatriëert
  3. repatriëert
  4. repatriëren
  5. repatriëren
  6. repatriëren
o.v.t.
  1. repatriëerde
  2. repatriëerde
  3. repatriëerde
  4. repatriëerden
  5. repatriëerden
  6. repatriëerden
v.t.t.
  1. ben gerepatriëerd
  2. bent gerepatriëerd
  3. is gerepatriëerd
  4. zijn gerepatriëerd
  5. zijn gerepatriëerd
  6. zijn gerepatriëerd
v.v.t.
  1. was gerepatriëerd
  2. was gerepatriëerd
  3. was gerepatriëerd
  4. waren gerepatriëerd
  5. waren gerepatriëerd
  6. waren gerepatriëerd
o.t.t.t.
  1. zal repatriëren
  2. zult repatriëren
  3. zal repatriëren
  4. zullen repatriëren
  5. zullen repatriëren
  6. zullen repatriëren
o.v.t.t.
  1. zou repatriëren
  2. zou repatriëren
  3. zou repatriëren
  4. zouden repatriëren
  5. zouden repatriëren
  6. zouden repatriëren
diversen
  1. repatriëer!
  2. repatriëert!
  3. gerepatriëerd
  4. repatriërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor repatriëren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
repatriera repatriëring
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
repatriera repatriëren
återvända till fosterlandet repatriëren