Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. refereren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor refereren (Nederlands) in het Zweeds

refereren:

refereren werkwoord (refereer, refereert, refereerde, refereerden, gerefereerd)

  1. refereren
    hänvisa; referera
    • hänvisa werkwoord (hänvisar, hänvisade, hänvisat)
    • referera werkwoord (refererar, refererade, refererat)

Conjugations for refereren:

o.t.t.
  1. refereer
  2. refereert
  3. refereert
  4. refereren
  5. refereren
  6. refereren
o.v.t.
  1. refereerde
  2. refereerde
  3. refereerde
  4. refereerden
  5. refereerden
  6. refereerden
v.t.t.
  1. heb gerefereerd
  2. hebt gerefereerd
  3. heeft gerefereerd
  4. hebben gerefereerd
  5. hebben gerefereerd
  6. hebben gerefereerd
v.v.t.
  1. had gerefereerd
  2. had gerefereerd
  3. had gerefereerd
  4. hadden gerefereerd
  5. hadden gerefereerd
  6. hadden gerefereerd
o.t.t.t.
  1. zal refereren
  2. zult refereren
  3. zal refereren
  4. zullen refereren
  5. zullen refereren
  6. zullen refereren
o.v.t.t.
  1. zou refereren
  2. zou refereren
  3. zou refereren
  4. zouden refereren
  5. zouden refereren
  6. zouden refereren
diversen
  1. refereer!
  2. refereert!
  3. gerefereerd
  4. refererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor refereren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hänvisa refereren doorsturen; doorzenden
referera refereren

Wiktionary: refereren


Cross Translation:
FromToVia
refereren förjaga renvoyerenvoyer de nouveau.