Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. race:
  2. racen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor race (Nederlands) in het Zweeds

race:

race [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de race (wedloop; wedren)
    lopp; kapplöpning
  2. de race (wedloop van hardlopers; hardloperij)
    tävling; lopp
    • tävling [-en] zelfstandig naamwoord
    • lopp [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor race:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kapplöpning race; wedloop; wedren beloop
lopp hardloperij; race; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren beloop; hardloopwedstrijd; loop
tävling hardloperij; race; wedloop van hardlopers competitie; concours; partij; pot; prijsvraag; strijd; wedstrijd
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lopp motorracen; racen

Verwante woorden van "race":


race vorm van racen:

racen werkwoord (race, racet, racete, raceten, geracet)

  1. racen (rennen; hollen)
    kila; skutta
    • kila werkwoord (kilar, kilade, kilat)
    • skutta werkwoord (skuttar, skuttade, skuttat)
  2. racen (motorracen)
    lopp; springa i kapp
    • lopp werkwoord (loppar, loppade, loppat)
    • springa i kapp werkwoord (springer i kapp, sprang i kapp, sprungit i kapp)

Conjugations for racen:

o.t.t.
  1. race
  2. racet
  3. racet
  4. racen
  5. racen
  6. racen
o.v.t.
  1. racete
  2. racete
  3. racete
  4. raceten
  5. raceten
  6. raceten
v.t.t.
  1. heb geracet
  2. hebt geracet
  3. heeft geracet
  4. hebben geracet
  5. hebben geracet
  6. hebben geracet
v.v.t.
  1. had geracet
  2. had geracet
  3. had geracet
  4. hadden geracet
  5. hadden geracet
  6. hadden geracet
o.t.t.t.
  1. zal racen
  2. zult racen
  3. zal racen
  4. zullen racen
  5. zullen racen
  6. zullen racen
o.v.t.t.
  1. zou racen
  2. zou racen
  3. zou racen
  4. zouden racen
  5. zouden racen
  6. zouden racen
en verder
  1. ben geracet
  2. bent geracet
  3. is geracet
  4. zijn geracet
  5. zijn geracet
  6. zijn geracet
diversen
  1. race!
  2. racet!
  3. geracet
  4. racent
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor racen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lopp beloop; hardloopwedstrijd; hardloperij; loop; race; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kila hollen; racen; rennen
lopp motorracen; racen
skutta hollen; racen; rennen dartelen; hoppen; huppelen
springa i kapp motorracen; racen

Verwante woorden van "racen":


Verwante vertalingen van race