Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. quatsch:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor quatsch (Nederlands) in het Zweeds

quatsch:

quatsch [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de quatsch (kletspraat; klets)
    skvaller; prat; tjatter
    • skvaller [-ett] zelfstandig naamwoord
    • prat [-ett] zelfstandig naamwoord
    • tjatter [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor quatsch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prat klets; kletspraat; quatsch achterklap; babbeltje; gebabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekout; gepraat; geroddel; klap; klets; kout; praat; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
skvaller klets; kletspraat; quatsch achterklap; gebabbel; geklap; geklep; geklets; gekout; gepraat; geroddel; klap; klets; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praat; praatjes; roddel; roddelaar; roddelaarster; roddelpraat; roddels; smaad; zwartmaken
tjatter klets; kletspraat; quatsch gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel

Wiktionary: quatsch


Cross Translation:
FromToVia
quatsch dumheter; nonsens; smörja Kohlumgangssprachlich abwertend: verworrenes Zeug; etwas unsinnig, sinnlos, töricht