Nederlands
Uitgebreide vertaling voor prolongeren (Nederlands) in het Zweeds
prolongeren:
-
prolongeren (duur verlengen; verlengen)
-
prolongeren (voortzetten; continueren; doorgaan; verdergaan; vervolgen)
Conjugations for prolongeren:
o.t.t.
- prolongeer
- prolongeert
- prolongeert
- prolongeren
- prolongeren
- prolongeren
o.v.t.
- prolongeerde
- prolongeerde
- prolongeerde
- prolongeerden
- prolongeerden
- prolongeerden
v.t.t.
- heb geprolongeerd
- hebt geprolongeerd
- heeft geprolongeerd
- hebben geprolongeerd
- hebben geprolongeerd
- hebben geprolongeerd
v.v.t.
- had geprolongeerd
- had geprolongeerd
- had geprolongeerd
- hadden geprolongeerd
- hadden geprolongeerd
- hadden geprolongeerd
o.t.t.t.
- zal prolongeren
- zult prolongeren
- zal prolongeren
- zullen prolongeren
- zullen prolongeren
- zullen prolongeren
o.v.t.t.
- zou prolongeren
- zou prolongeren
- zou prolongeren
- zouden prolongeren
- zouden prolongeren
- zouden prolongeren
en verder
- is geprolongeerd
- zijn geprolongeerd
diversen
- prolongeer!
- prolongeert!
- geprolongeerd
- prolongerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor prolongeren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bibehålla | duur verlengen; prolongeren; verlengen | |
fortsätta | continueren; doorgaan; duur verlengen; prolongeren; verdergaan; verlengen; vervolgen; voortzetten | aanhouden; aanzwiepen; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; doorwerken; een stapje verder gaan; handelen; leven; manipuleren; op hol slaan; opdrijven; opereren; optreden; procederen; reactiveren; te werk gaan; uit wachtstand halen; verder lopen; verdergaan; vervolgen; voortdrijven; voortgaan; voortjagen; voortzetten; wegjagen; werken |
förlänga | duur verlengen; prolongeren; verlengen | uitrekken; verlengen |