Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. print:
  2. printen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor print (Nederlands) in het Zweeds

print:

print [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de print (afdruk)
    grafiskt blad; tryck; gravyr; stick; tryckalster; reproduktion

Vertaal Matrix voor print:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grafiskt blad afdruk; print
gravyr afdruk; print graveerwerk; graveren; gravering; gravure
reproduktion afdruk; print
stick afdruk; print doorn; graveerwerk; graveren; gravure; pijn in de zij; steek; stekel
tryck afdruk; print afdrukken; bedrukking; benadrukking; druk; drukken; drukking; drukwerk; dwang; gedrukt stuk; pressie
tryckalster afdruk; print artikel; publicatie; stuk
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stick bekijken; dood kunnen vallen; inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tryck bedrukt; gedrukt; met een opdruk

Verwante woorden van "print":


print vorm van printen:

printen werkwoord (print, printte, printten, geprint)

  1. printen
    trycka; printa; trycka på papper
    • trycka werkwoord (trycker, tryckte, tryckt)
    • printa werkwoord (printar, printade, printat)
    • trycka på papper werkwoord (trycker på papper, tryckte på papper, tryckt på papper)

Conjugations for printen:

o.t.t.
  1. print
  2. print
  3. print
  4. printen
  5. printen
  6. printen
o.v.t.
  1. printte
  2. printte
  3. printte
  4. printten
  5. printten
  6. printten
v.t.t.
  1. heb geprint
  2. hebt geprint
  3. heeft geprint
  4. hebben geprint
  5. hebben geprint
  6. hebben geprint
v.v.t.
  1. had geprint
  2. had geprint
  3. had geprint
  4. hadden geprint
  5. hadden geprint
  6. hadden geprint
o.t.t.t.
  1. zal printen
  2. zult printen
  3. zal printen
  4. zullen printen
  5. zullen printen
  6. zullen printen
o.v.t.t.
  1. zou printen
  2. zou printen
  3. zou printen
  4. zouden printen
  5. zouden printen
  6. zouden printen
diversen
  1. print!
  2. print!
  3. geprint
  4. printend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor printen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trycka afdruksel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
printa printen
trycka printen aandrukken; bedrukken; boekdrukken; opdrukken; oppersen; overdrukken; persen; prenten; vastdrukken
trycka på papper printen

Verwante woorden van "printen":


Wiktionary: printen


Cross Translation:
FromToVia
printen trycka print — to copy something on a surface, especially by machine
printen trycka imprimerfaire ou laisser une empreinte sur quelque chose, y marquer des traits, une figure.