Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. praktisch:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor praktisch (Nederlands) in het Zweeds

praktisch:

praktisch bijvoeglijk naamwoord

  1. praktisch (in de praktijk)
    i praktiken
  2. praktisch (bruikbaar; nuttig; voordelig)
    användbar; användbart

Vertaal Matrix voor praktisch:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bijna; haast; nagenoeg; vrijwel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
användbar bruikbaar; nuttig; praktisch; voordelig geniaal; toepasbaar; vernuftig
användbart bruikbaar; nuttig; praktisch; voordelig bruikbaar; bruikbare; geniaal; handig; inzetbaar; nuttig; toepasbaar; vernuftig; werkbaar
i praktiken in de praktijk; praktisch in de praktijk

Verwante woorden van "praktisch":

  • praktische

Synoniemen voor "praktisch":


Verwante definities voor "praktisch":

  1. nog net niet helemaal1
    • ik ben praktisch klaar met het werk1
  2. handig of doelmatig1
    • haar aanpak is erg praktisch1
  3. wat met het doen te maken heeft1
    • praktisch is hij heel goed, theoretisch niet1

Wiktionary: praktisch


Cross Translation:
FromToVia
praktisch praktisk praktischallgemein: handlich, gut
praktisch praktisk praktisch — in der Praxis, auf Realität bezogen
praktisch praktisk practical — based on practice or action rather than theory or hypothesis
praktisch i princip virtually — almost