Nederlands

Uitgebreide vertaling voor poverheid (Nederlands) in het Zweeds

poverheid:

poverheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de poverheid (karigheid; schraalheid; schamelheid; armzaligheid)
    knussel; sparsamhet; njugghet

Vertaal Matrix voor poverheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knussel armzaligheid; karigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid
njugghet armzaligheid; karigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid gierigheid; krenterigheid; vrekkigheid
sparsamhet armzaligheid; karigheid; poverheid; schamelheid; schraalheid spaarzaamheid; zuinig zijn; zuinigheid

Verwante woorden van "poverheid":


poverheid vorm van pover:

pover bijvoeglijk naamwoord

  1. pover (mager; schraal; karig; berooid)
    knapert; fattigt
  2. pover (schraal; mager; schamel; armzalig; karig)
    fattigt; fattig
  3. pover (armzalig; luizig; armoedig; schooierig)
    lumpig; drabbad av fattighet; lumpigt
  4. pover (er bekaaid afkomen; bekaaid; schamel)
    dåligt; dålig
  5. pover (haveloos; sjofel; schamel; )
    ruggig; ruggigt; ovårdat; raggigt; i trasor

Vertaal Matrix voor pover:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drabbad av fattighet armoedig; armzalig; luizig; pover; schooierig
dålig bekaaid; er bekaaid afkomen; pover; schamel aan een ziekte lijdend; achterbaks; arm; banaal; boosaardig; geniepig; gluiperig; in het geniep; inferieur; laag; malicieus; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; snood; stiekem; tweederangs; verraderlijk; vuig; ziek; zwak
dåligt bekaaid; er bekaaid afkomen; pover; schamel aan een ziekte lijdend; achterbaks; arm; banaal; boosaardig; gemeen; geniepig; gluiperig; in het geniep; inferieur; laag; malicieus; min; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; snood; stiekem; tweederangs; vals; verraderlijk; vuig; ziek; zwak
fattig arm; armetierig; armzalig; berooid; karig; mager; pover; schamel; schraal dor; schraal
fattigt arm; armetierig; armzalig; berooid; karig; mager; pover; schamel; schraal dor; schraal
i trasor armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen
knapert berooid; karig; mager; pover; schraal
lumpig armoedig; armzalig; luizig; pover; schooierig
lumpigt armoedig; armzalig; luizig; pover; schooierig
ovårdat armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen onordelijk; ordeloos; wanordelijk
raggigt armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen ruigharig; ruwharig
ruggig armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen ruigharig; ruwharig
ruggigt armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen ruigharig; ruwharig

Verwante woorden van "pover":