Nederlands
Uitgebreide vertaling voor potverteren (Nederlands) in het Zweeds
potverteren:
-
potverteren (opmaken)
Conjugations for potverteren:
o.t.t.
- potverteer
- potverteert
- potverteert
- potverteren
- potverteren
- potverteren
o.v.t.
- potverteerde
- potverteerde
- potverteerde
- potverteerden
- potverteerden
- potverteerden
v.t.t.
- heb potverteerd
- hebt potverteerd
- heeft potverteerd
- hebben potverteerd
- hebben potverteerd
- hebben potverteerd
v.v.t.
- had potverteerd
- had potverteerd
- had potverteerd
- hadden potverteerd
- hadden potverteerd
- hadden potverteerd
o.t.t.t.
- zal potverteren
- zult potverteren
- zal potverteren
- zullen potverteren
- zullen potverteren
- zullen potverteren
o.v.t.t.
- zou potverteren
- zou potverteren
- zou potverteren
- zouden potverteren
- zouden potverteren
- zouden potverteren
diversen
- potverteer!
- potverteert!
- potverteerd
- potverterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor potverteren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förslösa | opmaken; potverteren | versjacheren |
slösa bort | opmaken; potverteren | verbeuzelen; verknoeien; verlummelen; versjacheren |
ödsla | opmaken; potverteren | verdoen; versjacheren; verspillen |