Nederlands
Uitgebreide vertaling voor polsen (Nederlands) in het Zweeds
polsen:
-
polsen
Conjugations for polsen:
o.t.t.
- pols
- polst
- polst
- polsen
- polsen
- polsen
o.v.t.
- polste
- polste
- polste
- polsten
- polsten
- polsten
v.t.t.
- heb gepolst
- hebt gepolst
- heeft gepolst
- hebben gepolst
- hebben gepolst
- hebben gepolst
v.v.t.
- had gepolst
- had gepolst
- had gepolst
- hadden gepolst
- hadden gepolst
- hadden gepolst
o.t.t.t.
- zal polsen
- zult polsen
- zal polsen
- zullen polsen
- zullen polsen
- zullen polsen
o.v.t.t.
- zou polsen
- zou polsen
- zou polsen
- zouden polsen
- zouden polsen
- zouden polsen
en verder
- ben gepolst
- bent gepolst
- is gepolst
- zijn gepolst
- zijn gepolst
- zijn gepolst
diversen
- pols!
- polst!
- gepolst
- polsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor polsen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sondera | polsen | doorklinken; met sonde onderzoeken; sonderen |
Verwante woorden van "polsen":
pols:
Vertaal Matrix voor pols:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
handled | pols |
Verwante woorden van "pols":
Verwante definities voor "pols":
Wiktionary: pols
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pols | → handled | ↔ Handgelenk — Anatomie: dasjenige Gelenk, das Hand und Unterarm verbindet |
• pols | → puls | ↔ pulse — regular beat caused by the heart |
• pols | → handled | ↔ wrist — wrist |
• pols | → handled | ↔ poignet — anatomie|fr articulation par laquelle l’avant-bras se joint à la main. |
• pols | → puls | ↔ pouls — Battement des artères... |