Nederlands
Uitgebreide vertaling voor plons (Nederlands) in het Zweeds
plons:
Vertaal Matrix voor plons:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
plaska | plons | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
plaska | kabbelen; klateren; klotsen; plonzen; spatten; spetteren |
Verwante woorden van "plons":
plonzen:
-
plonzen
Conjugations for plonzen:
o.t.t.
- plons
- plonst
- plonst
- plonzen
- plonzen
- plonzen
o.v.t.
- plonsde
- plonsde
- plonsde
- plonsden
- plonsden
- plonsden
v.t.t.
- heb geplonsd
- hebt geplonsd
- heeft geplonsd
- hebben geplonsd
- hebben geplonsd
- hebben geplonsd
v.v.t.
- had geplonsd
- had geplonsd
- had geplonsd
- hadden geplonsd
- hadden geplonsd
- hadden geplonsd
o.t.t.t.
- zal plonzen
- zult plonzen
- zal plonzen
- zullen plonzen
- zullen plonzen
- zullen plonzen
o.v.t.t.
- zou plonzen
- zou plonzen
- zou plonzen
- zouden plonzen
- zouden plonzen
- zouden plonzen
en verder
- ben geplonsd
- bent geplonsd
- is geplonsd
- zijn geplonsd
- zijn geplonsd
- zijn geplonsd
diversen
- plons!
- plonst!
- geplonsd
- plonzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor plonzen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
plaska | plons | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
plaska | plonzen | kabbelen; klateren; klotsen; spatten; spetteren |
plumsa | plonzen | klateren; spartelen |
skvalpa | plonzen | kabbelen; klateren |