Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lugn
|
|
vredelievendheid; vreedzaamheid; windstilte
|
tråkigt
|
|
verveling
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avslagen
|
muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald
|
|
avslaget
|
muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald
|
muf; onfris
|
banalt
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
|
|
billig
|
grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair
|
goedkoop; goedkope
|
billigt
|
grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair
|
dellerig; goedkoop; goedkope; sletterig
|
fadd
|
muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald
|
muf; onfris
|
flat
|
geëgaliseerd; plat; vlak
|
|
folk-
|
plat; volks
|
|
grov
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
|
globaal; in grote lijnen; niet glad; ongelikt; ruw
|
grovt
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
|
globaal; hard; hardhandig; in grote lijnen; niet glad; ongelikt; onzacht; ruige; ruw; schofterig
|
horisontalt
|
horizontaal; plat; vlak
|
|
jämnt
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
evenwichtig; in evenwicht; op rolletjes; quitte
|
ledsamt
|
muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald
|
afgezaagd; ellendig; helaas; jammer genoeg; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; tot mijn spijt; vervelend
|
lent
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
smeuïg
|
lugn
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
beheerst
|
lugnt
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
amicaal; bedaard; beheerst; gedeisd; gelijkmoedig; gerust; kalm; kameraadschappelijk; rustig; rustigjes; stil; vriendschappelijk
|
mild
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig
|
milt
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
amicaal; clement; goedhartig; kameraadschappelijk; mak; mild; vriendschappelijk; welwillend; zacht; zachtaardig
|
oanständig
|
grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; vunzig
|
boers; hufterig; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; onbetamelijk; oneerbaar; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; ongepast; onhoffelijk; onkies; ontuchtig; onwelgevoeglijk; onwelvoegelijk; onwelvoeglijk
|
oanständigt
|
grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; vunzig
|
amoreel; boers; hufterig; immoreel; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; onbetamelijk; oneerbaar; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; ongepast; onhoffelijk; onkies; onpassend; ontuchtig; onvertogen; onwelgevoegelijk; onwelgevoeglijk; onwelvoegelijk; onwelvoeglijk; onzedelijk; onzedig; verkeerd; zedeloos
|
obscent
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
|
obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos
|
ohyfsad
|
grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; vunzig
|
bedoezeld; groezelig; morsig; onbeleefd; ongelikt; ongemanierd; onhebbelijk; onvriendelijk; smoezelig; viezig
|
ohyfsat
|
grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; vunzig
|
bedoezeld; groezelig; morsig; onaardig; onbeleefd; ongelikt; ongemanierd; onhartelijk; onhebbelijk; onverdraagzaam; onvriendelijk; onwelwillend; smoezelig; viezig
|
platt
|
geëgaliseerd; muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald; vlak
|
mol
|
plump
|
grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; vunzig
|
log; lomp; onelegant; onsierlijk van gedaante; plomp
|
plumpt
|
grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; vunzig
|
log; lomp; onelegant; onsierlijk van gedaante; plomp
|
rått
|
grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; vunzig
|
meedogenloos; niet glad; ongekookt; rauw; ruw; wreed
|
slät
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
gelikt; gladjanusachtig
|
slätt
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
glad neerliggend; op rolletjes; rimpelloos; sluik; vlakte
|
snuskig
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
|
morsig; ranzig; slonzig; slordig; smerig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig
|
snuskigt
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
|
bedoezeld; groezelig; morsig; ranzig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; zwijnachtig
|
torr
|
muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald
|
droge; droog; leukweg; schraal; schriel
|
torrt
|
muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald
|
bar; droge; droog; droogjes; leukweg; onbegroeid; regenarm; schraal; schriel
|
tråkigt
|
muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald
|
afgezaagd; afstompend; eentonig; ellendig; geestdodend; langdraadig; langwijlig; lastig; lijzig; log; loom; melig; monotoon; rot; saai; saaie; sfeerloos; slaapverwekkend; stom; suf; vervelend; zonder sfeer
|
under bältet
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
|
|
vulgärt
|
grof; ordinair; plat; platvloers; vulgair
|
|
vågrät
|
horizontaal; plat; vlak
|
|