Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. pissig:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pissig (Nederlands) in het Zweeds

pissig:

pissig bijvoeglijk naamwoord

  1. pissig (geïrriteerd; prikkelbaar; aangebrand; geprikkeld; geërgerd)
    stött; irriterat

Vertaal Matrix voor pissig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stött beledigde
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
irriterat aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar boos; dol; furieus; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; hels; kwaad; laaiend; nijdig; ontstemd; ontstoken; razend; tierend; woedend; woest
stött aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar gepikeerd; ontstemd; wrevelig

Verwante woorden van "pissig":

  • pissige