Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. pesten:
  2. pest:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pesten (Nederlands) in het Zweeds

pesten:

pesten werkwoord (pest, pestte, pestten, gepest)

  1. pesten (treiteren; plagen; koeioneren; )
    plåga; trakassera; besvära
    • plåga werkwoord (plågar, plågade, plågat)
    • trakassera werkwoord (trakasserar, trakasserade, trakasserat)
    • besvära werkwoord (besvärar, besvärade, besvärat)
  2. pesten (sarren; uitdagen; plagen; )
    tjata
    • tjata werkwoord (tjatar, tjatade, tjatat)

Conjugations for pesten:

o.t.t.
  1. pest
  2. pest
  3. pest
  4. pesten
  5. pesten
  6. pesten
o.v.t.
  1. pestte
  2. pestte
  3. pestte
  4. pestten
  5. pestten
  6. pestten
v.t.t.
  1. heb gepest
  2. hebt gepest
  3. heeft gepest
  4. hebben gepest
  5. hebben gepest
  6. hebben gepest
v.v.t.
  1. had gepest
  2. had gepest
  3. had gepest
  4. hadden gepest
  5. hadden gepest
  6. hadden gepest
o.t.t.t.
  1. zal pesten
  2. zult pesten
  3. zal pesten
  4. zullen pesten
  5. zullen pesten
  6. zullen pesten
o.v.t.t.
  1. zou pesten
  2. zou pesten
  3. zou pesten
  4. zouden pesten
  5. zouden pesten
  6. zouden pesten
en verder
  1. ben gepest
  2. bent gepest
  3. is gepest
  4. zijn gepest
  5. zijn gepest
  6. zijn gepest
diversen
  1. pest!
  2. pest!
  3. gepest
  4. pestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pesten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plåga hinderlijk persoon; lastpak; lastpost
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besvära koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren molesteren; ontrieven; verlegen maken
plåga koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren folteren; harrewarren; kwellen; martelen; pijnigen; wegpesten
tjata jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken aandringen; betuttelen; doordrammen; doordrukken; drammen; etteren; griepen; klieren; zeiken; zeuren
trakassera koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren harrewarren; intimideren; ringeloren; tiranniseren
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
plåga kwelling

Verwante woorden van "pesten":


Wiktionary: pesten


Cross Translation:
FromToVia
pesten mobba bully — to intimidate

pest:

pest [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de pest (plaag; epidemie)
    epedemi; pest
    • epedemi zelfstandig naamwoord
    • pest [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de pest (builenpest)
    böldpest

Vertaal Matrix voor pest:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
böldpest builenpest; pest
epedemi epidemie; pest; plaag
pest epidemie; pest; plaag hinderlijk persoon; lastpak; lastpost

Verwante woorden van "pest":


Wiktionary: pest


Cross Translation:
FromToVia
pest pest Pestohne Plural, Medizin: hochgradig ansteckende Krankheit, die durch das Bakterium Yersinia pestis verursacht wird.
pest pest peste — Maladie