Nederlands
Uitgebreide vertaling voor patrouilleren (Nederlands) in het Zweeds
patrouilleren:
patrouilleren werkwoord (patrouilleer, patrouilleert, patrouilleerde, patrouilleerden, gepatrouilleerd)
-
patrouilleren
Conjugations for patrouilleren:
o.t.t.
- patrouilleer
- patrouilleert
- patrouilleert
- patrouilleren
- patrouilleren
- patrouilleren
o.v.t.
- patrouilleerde
- patrouilleerde
- patrouilleerde
- patrouilleerden
- patrouilleerden
- patrouilleerden
v.t.t.
- heb gepatrouilleerd
- hebt gepatrouilleerd
- heeft gepatrouilleerd
- hebben gepatrouilleerd
- hebben gepatrouilleerd
- hebben gepatrouilleerd
v.v.t.
- had gepatrouilleerd
- had gepatrouilleerd
- had gepatrouilleerd
- hadden gepatrouilleerd
- hadden gepatrouilleerd
- hadden gepatrouilleerd
o.t.t.t.
- zal patrouilleren
- zult patrouilleren
- zal patrouilleren
- zullen patrouilleren
- zullen patrouilleren
- zullen patrouilleren
o.v.t.t.
- zou patrouilleren
- zou patrouilleren
- zou patrouilleren
- zouden patrouilleren
- zouden patrouilleren
- zouden patrouilleren
diversen
- patrouilleer!
- patrouilleert!
- gepatrouilleerd
- patrouillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
patrouilleren (afzoeken)
Vertaal Matrix voor patrouilleren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
patrullera | afzoeken; patrouilleren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hålla vakt | patrouilleren | |
patrullera | patrouilleren | banjeren |