Nederlands
Uitgebreide vertaling voor partner (Nederlands) in het Zweeds
partner:
-
de partner (gezel; maat)
-
de partner (gezellin)
kvinnlig partner-
kvinnlig partner zelfstandig naamwoord
-
-
de partner (echtgenoot; eega; levensgezel; levenspartner; man)
-
de partner (levensgezel; levenspartner)
livsledsagare; livskamrat; äkta make-
livskamrat zelfstandig naamwoord
-
äkta make zelfstandig naamwoord
-
de partner (medestrijder; bondgenoot; medestander)
-
de partner (zakenpartner; vennoot; compagnon; deelgenoot; medefirmant)
arbetskontakt; arbetsrelation-
arbetskontakt zelfstandig naamwoord
-
arbetsrelation zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor partner:
Verwante woorden van "partner":
Verwante definities voor "partner":
Computer vertaling door derden: