Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. parel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor parels (Nederlands) in het Zweeds

parel:

parel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de parel
    pärla
    • pärla [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor parel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pärla parel kraal
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pärla kralen; mousseren; opbruisen; parelen; sprankelen; tintelen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pärla paarlen

Verwante woorden van "parel":

  • parelen, parels, pareltje, pareltjes

Wiktionary: parel

parel
noun
  1. een hard, rond voorwerp dat door bepaalde weekdieren (hoofdzakelijk oesters, soms slakken) wordt gemaakt, en dat opgevist wordt om als sieraad te dienen

Cross Translation:
FromToVia
parel pärla bead — pierced small round object
parel pärla Perle — kugelförmiges Abfallprodukt bestimmter Muschelarten aus Perlmutt, das zu (kostbaren) Schmuck verarbeitet wird
parel pärla perleglobule ordinairement d’un blanc argentin, à reflets irisés, qui se forme dans certaines coquilles par une extravasation de la nacre.