Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. paprika:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor paprika (Nederlands) in het Zweeds

paprika:

paprika [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de paprika
    peppar
    • peppar [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor paprika:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
peppar paprika peper

Verwante woorden van "paprika":

  • paprikaatje

Wiktionary: paprika


Cross Translation:
FromToVia
paprika paprika bell pepper — spicy-sweet vegetable
paprika paprika paprika — spice
paprika paprika paprika — condiment