Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. paal:
  2. palen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor paal (Nederlands) in het Zweeds

paal:

paal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de paal (mast)
    påle; stång; stake
    • påle [-en] zelfstandig naamwoord
    • stång [-en] zelfstandig naamwoord
    • stake [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor paal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
påle mast; paal brandstapel; pilaar; pool; staak
stake mast; paal kaarsenhouder; kaarsenstandaard; kandelaar; staak
stång mast; paal baton; dwarsbalk; dwarshout; pastille; plak; reep; reep chocolade; spijl; staaf; staf; stang; stijl; stok; tablet; tralie; tuchtroede

Verwante woorden van "paal":

  • palen, paaltje, paaltjes

Wiktionary: paal


Cross Translation:
FromToVia
paal stolpe pale — heraldry: vertical band
paal stav pole — long and slender object
paal stav; stång bâton — Morceau de bois assez long
paal påle; stör poteaupièce de bois de charpente, posée debout.

paal vorm van palen:

palen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de palen (masten)
    master
    • master zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor palen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
master masten; palen

Verwante woorden van "palen":