Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- overtreffen:
-
Wiktionary:
- overtreffen → överskugga, överskrida, överstiga, överträffa, besegra
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor overtreffen (Nederlands) in het Zweeds
overtreffen:
-
overtreffen
-
overtreffen (voorbijstreven)
-
overtreffen (uitblinken; onderscheiden; excelleren; uitblinken boven; uitsteken; schitteren; uitmunten)
Conjugations for overtreffen:
o.t.t.
- overtref
- overtreft
- overtreft
- overtreffen
- overtreffen
- overtreffen
o.v.t.
- overtrof
- overtrof
- overtrof
- overtroffen
- overtroffen
- overtroffen
v.t.t.
- heb overtroffen
- hebt overtroffen
- heeft overtroffen
- hebben overtroffen
- hebben overtroffen
- hebben overtroffen
v.v.t.
- had overtroffen
- had overtroffen
- had overtroffen
- hadden overtroffen
- hadden overtroffen
- hadden overtroffen
o.t.t.t.
- zal overtreffen
- zult overtreffen
- zal overtreffen
- zullen overtreffen
- zullen overtreffen
- zullen overtreffen
o.v.t.t.
- zou overtreffen
- zou overtreffen
- zou overtreffen
- zouden overtreffen
- zouden overtreffen
- zouden overtreffen
en verder
- ben overtroffen
- bent overtroffen
- is overtroffen
- zijn overtroffen
- zijn overtroffen
- zijn overtroffen
diversen
- overtref!
- overtreft!
- overtroffen
- overtreffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor overtreffen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blinka | getintel; knipoogje; tinteling | |
gå över | overtreffen | overlopen; oversteken |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blinka | excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken | flonkeren; knipogen; knipperen; met oogleden op en neer gaan |
gå över | dwars oversteken; overgaan; overheen gaan; overschrijden | |
lysa starkare än | excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken | |
överglänsa | excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken | boven staan |
överskjuta | overtreffen | |
överskrida | overtreffen; voorbijstreven | |
överstiga | overtreffen; voorbijstreven | overstijgen |
överträffa | overtreffen; voorbijstreven | overvleugelen |
Wiktionary: overtreffen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overtreffen | → överskugga | ↔ eclipse — To overshadow |
• overtreffen | → överskrida | ↔ surpass — to exceed |
• overtreffen | → överstiga; överträffa | ↔ dominer — commander souverainement, avoir une puissance absolue. |
• overtreffen | → besegra; överstiga; överträffa | ↔ surmonter — monter au-dessus. |
• overtreffen | → överträffa | ↔ surpasser — Dépasser les attentes (1): |