Nederlands
Uitgebreide vertaling voor overredend (Nederlands) in het Zweeds
overredend:
-
overredend
Vertaal Matrix voor overredend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
övertalande | aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren; troggelarij | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
övertalande | overredend | afdoend; flemerig; flikflooierig; klemmend; overtuigend; slijmerig; stroperig |
övertalandet | overredend | flemerig; flikflooierig; slijmerig; stroperig |
overredend vorm van overreden:
-
overreden (overtuigen; overhalen; ompraten)
Conjugations for overreden:
o.t.t.
- overreed
- overreedt
- overreedt
- overreden
- overreden
- overreden
o.v.t.
- overreedde
- overreedde
- overreedde
- overreedden
- overreedden
- overreedden
v.t.t.
- heb overreed
- hebt overreed
- heeft overreed
- hebben overreed
- hebben overreed
- hebben overreed
v.v.t.
- had overreed
- had overreed
- had overreed
- hadden overreed
- hadden overreed
- hadden overreed
o.t.t.t.
- zal overreden
- zult overreden
- zal overreden
- zullen overreden
- zullen overreden
- zullen overreden
o.v.t.t.
- zou overreden
- zou overreden
- zou overreden
- zouden overreden
- zouden overreden
- zouden overreden
en verder
- ben overreed
- bent overreed
- is overreed
- zijn overreed
- zijn overreed
- zijn overreed
diversen
- overreed!
- overreedt!
- overreden
- overredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor overreden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
övertala | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | tot iets bewegen; verleiden tot |
övertyga | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen |