Nederlands
Uitgebreide vertaling voor overleefden (Nederlands) in het Zweeds
overleven:
-
overleven (in leven blijven)
Conjugations for overleven:
o.t.t.
- overleef
- overleeft
- overleeft
- overleven
- overleven
- overleven
o.v.t.
- overleefde
- overleefde
- overleefde
- overleefden
- overleefden
- overleefden
v.t.t.
- heb overleefd
- hebt overleefd
- heeft overleefd
- hebben overleefd
- hebben overleefd
- hebben overleefd
v.v.t.
- had overleefd
- had overleefd
- had overleefd
- hadden overleefd
- hadden overleefd
- hadden overleefd
o.t.t.t.
- zal overleven
- zult overleven
- zal overleven
- zullen overleven
- zullen overleven
- zullen overleven
o.v.t.t.
- zou overleven
- zou overleven
- zou overleven
- zouden overleven
- zouden overleven
- zouden overleven
diversen
- overleef!
- overleeft!
- overleefd
- overlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
overleven (voortbestaan; voortleven)
kontinuerad bestående; överlevande-
kontinuerad bestående zelfstandig naamwoord
-
överlevande zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor overleven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kontinuerad bestående | overleven; voortbestaan; voortleven | |
överlevande | overleven; voortbestaan; voortleven | overlevende |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
överleva | in leven blijven; overleven |