Nederlands
Uitgebreide vertaling voor overdonderend (Nederlands) in het Zweeds
overdonderend:
-
overdonderend (overweldigend; imposant)
överväldigande; förbluffad; förbluffat; förstummat; överväldigandet-
överväldigande bijvoeglijk naamwoord
-
förbluffad bijvoeglijk naamwoord
-
förbluffat bijvoeglijk naamwoord
-
förstummat bijvoeglijk naamwoord
-
överväldigandet bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor overdonderend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
överväldigande | overdonderen; overweldiging; verovering | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förbluffad | imposant; overdonderend; overweldigend | overbluft; overdonderd; uiterst verbaasd; verbijsterd |
förbluffat | imposant; overdonderend; overweldigend | met de mond vol tanden; met open mond; overbluft; overdonderd; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd |
förstummat | imposant; overdonderend; overweldigend | met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verstomd zijn; verwonderd |
överväldigande | imposant; overdonderend; overweldigend | |
överväldigandet | imposant; overdonderend; overweldigend |
overdonderend vorm van overdonderen:
-
overdonderen (overbluffen)
-
overdonderen (verbluffen)
Conjugations for overdonderen:
o.t.t.
- overdonder
- overdondert
- overdondert
- overdonderen
- overdonderen
- overdonderen
o.v.t.
- overdonderde
- overdonderde
- overdonderde
- overdonderden
- overdonderden
- overdonderden
v.t.t.
- heb overdonderd
- hebt overdonderd
- heeft overdonderd
- hebben overdonderd
- hebben overdonderd
- hebben overdonderd
v.v.t.
- had overdonderd
- had overdonderd
- had overdonderd
- hadden overdonderd
- hadden overdonderd
- hadden overdonderd
o.t.t.t.
- zal overdonderen
- zult overdonderen
- zal overdonderen
- zullen overdonderen
- zullen overdonderen
- zullen overdonderen
o.v.t.t.
- zou overdonderen
- zou overdonderen
- zou overdonderen
- zouden overdonderen
- zouden overdonderen
- zouden overdonderen
en verder
- ben overdonderd
- bent overdonderd
- is overdonderd
- zijn overdonderd
- zijn overdonderd
- zijn overdonderd
diversen
- overdonder!
- overdondert!
- overdonderd
- overdonderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
overdonderen
överväldigande-
överväldigande zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor overdonderen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
överväldigande | overdonderen | overweldiging; verovering |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förbluffa | overbluffen; overdonderen; verbluffen | bevreemden; verbazen; verbijsteren; verwonderen |
förstumma | overbluffen; overdonderen; verbluffen | |
slå med häpnad | overdonderen; verbluffen | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
överväldigande | imposant; overdonderend; overweldigend |