Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. overblijfsel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overblijfsel (Nederlands) in het Zweeds

overblijfsel:

overblijfsel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het overblijfsel (het overgeblevene; rest; restant; laatste rest; overschot)
    rester; återstoder; kvarstoder

Vertaal Matrix voor overblijfsel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kvarstoder het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant
rester het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant bouwvallen; etensresten; klieken; kliekjes; ruïnes
återstoder het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant
- rest

Verwante woorden van "overblijfsel":

  • overblijfselen, overblijfsels, overblijfseltje, overblijfseltjes

Wiktionary: overblijfsel


Cross Translation:
FromToVia
overblijfsel bottensats; fällning résidu — Ce qui rester.

Verwante vertalingen van overblijfsel