Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. opgevuld:
  2. opvullen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgevuld (Nederlands) in het Zweeds

opgevuld:

opgevuld bijvoeglijk naamwoord

  1. opgevuld (volgestopt)
    fullt; fyllt; stoppad; stoppat; fullproppad; proppat; utfylld; fullproppat; proppmätt

Vertaal Matrix voor opgevuld:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fullproppad opgevuld; volgestopt gevuld; vol
fullproppat opgevuld; volgestopt gevuld; vol
fullt opgevuld; volgestopt aangeschoten; afgeladen; beneveld; beschonken; dronken; verzadigd; vol; volgegeten
fyllt opgevuld; volgestopt bezwangerd; gevuld; vol
proppat opgevuld; volgestopt volgepropt
proppmätt opgevuld; volgestopt
stoppad opgevuld; volgestopt gelegd
stoppat opgevuld; volgestopt bekleed; gelegd; gestoffeerd; gestopt; opgehouden; uitgescheiden
utfylld opgevuld; volgestopt

opvullen:

opvullen werkwoord (vul op, vult op, vulde op, vulden op, opgevuld)

  1. opvullen (farceren; vullen)
    fylla
    • fylla werkwoord (fyller, fyllde, fyllt)

Conjugations for opvullen:

o.t.t.
  1. vul op
  2. vult op
  3. vult op
  4. vullen op
  5. vullen op
  6. vullen op
o.v.t.
  1. vulde op
  2. vulde op
  3. vulde op
  4. vulden op
  5. vulden op
  6. vulden op
v.t.t.
  1. heb opgevuld
  2. hebt opgevuld
  3. heeft opgevuld
  4. hebben opgevuld
  5. hebben opgevuld
  6. hebben opgevuld
v.v.t.
  1. had opgevuld
  2. had opgevuld
  3. had opgevuld
  4. hadden opgevuld
  5. hadden opgevuld
  6. hadden opgevuld
o.t.t.t.
  1. zal opvullen
  2. zult opvullen
  3. zal opvullen
  4. zullen opvullen
  5. zullen opvullen
  6. zullen opvullen
o.v.t.t.
  1. zou opvullen
  2. zou opvullen
  3. zou opvullen
  4. zouden opvullen
  5. zouden opvullen
  6. zouden opvullen
en verder
  1. is opgevuld
  2. zijn opgevuld
diversen
  1. vul op!
  2. vult op!
  3. opgevuld
  4. opvullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opvullen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fylla dronkenschap
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fylla farceren; opvullen; vullen dichtgooien; gaten dichten; ineen duwen; opzetten; plomberen; proppen; stoppen; volgieten; volgooien; volmaken; volplempen; volpompen; volschenken; volstorten; vullen