Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. opgeruimdheid:
  2. opgeruimd:
  3. Wiktionary:
    • opgeruimd → glad


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgeruimdheid (Nederlands) in het Zweeds

opgeruimdheid:

opgeruimdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de opgeruimdheid (onberispelijkheid; netheid; ordelijkheid; )
    fulländning; fullkomlighet; ofelbarhet

Vertaal Matrix voor opgeruimdheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fullkomlighet keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid perfectie; volkomenheid; volmaaktheid
fulländning keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid perfectie; vervulling; volkomenheid; volmaaktheid
ofelbarhet keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid onfeilbaarheid

Verwante woorden van "opgeruimdheid":


opgeruimdheid vorm van opgeruimd:

opgeruimd bijvoeglijk naamwoord

  1. opgeruimd (vrolijk; blijmoedig; levendig; )
    muntert; munter
  2. opgeruimd (ordelijk gemaakt)
    ordnat; snygg och prydligt; snyggt och prydligt
  3. opgeruimd (gerangschikt; ordelijk)
    städad; städat; ordnat; ordnad; arrangerat
  4. opgeruimd (netjes; ordelijk; schoon)
    städat; ren
    • städat bijvoeglijk naamwoord
    • ren bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor opgeruimd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
munter opgewektheid
ordnat bepalen; beschikken; ordenen; schikken; verordenen; voorschrijven
ren rendier
städat netheid; properheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrangerat gerangschikt; opgeruimd; ordelijk georganiseerd; geregeld
munter blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk
muntert blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgetogen; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk
ordnad gerangschikt; opgeruimd; ordelijk
ordnat gerangschikt; opgeruimd; ordelijk; ordelijk gemaakt bewerkstelligd; geordend; georganiseerd; geregeld
ren netjes; opgeruimd; ordelijk; schoon deugdzaam; eerzaam; gaaf; gekuist; gereinigd; kuis; louter; maagdelijk; net; netjes; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; onvermengd; onversneden; proper; pure; puur; rein; schoon; virginaal; zedig; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
snygg och prydligt opgeruimd; ordelijk gemaakt
snyggt och prydligt opgeruimd; ordelijk gemaakt
städad gerangschikt; opgeruimd; ordelijk gekuist; gereinigd; keurig; netjes; proper; zorgvuldig; zuiver
städat gerangschikt; netjes; opgeruimd; ordelijk; schoon gekuist; gereinigd; keurig; netjes; proper; sec; zorgvuldig; zuiver

Verwante woorden van "opgeruimd":


Wiktionary: opgeruimd


Cross Translation:
FromToVia
opgeruimd glad bright — happy